is een versterking van een dijks- of ander beloop tegen golfslag en tegen uitzakking van belopen onder water, bijv. in aansluiting aan kunstwerken. Zij bestaat uit een bedekking met onderling vast aaneensluitende stukken natuursteen, de steenkorst, rustende op een stortsel van geklopte puin of een of twee gevlijde lagen puin, waaronder een krammat (z bekrammen).
Voor de steenkorst wordt gebruikt Lessinese, Doornikse en Maassteen, ook Noorse of Drentse steen, en bazalt van onregelmatige vorm, voorts Doornikse bloksteen van langwerpig rechthoekige vorm en vijf- of zeshoekige bazaltzuilen. De dikte der steenkorst is 20 à 25 cm, de gehele dikte boven de krammat 40 à 45 cm, doch op sterk blootgestelde plaatsen worden wel bazaltzuilen van grotere lengte tot 50 cm verwerkt.Hetzelfde doel als steenglooiing hebben voorzieningen waarbij van beton of gewapend beton gebruik wordt gemaakt. In plaats van bazaltzuilen gebruikt men nl. regelmatig zeshoekige betonzuilen. Met weglating van de onderlaag van puin worden voor belopen boven water ook vooraf gereed gemaakte platen van gewapend beton toegepast en ook ter plaatse gemaakte grotere platen met trapvormig bovenvlak tegen golfoploop, gevat tussen een raamwerk van gewapend betonnen balken of lijsten. Voorts worden nog verschillende, meestal gepatenteerde, vormen van betonblokken en tegels toegepast. De eertijds bekende spijkerglooiing is in onbruik geraakt.