Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SPITSMUIZEN

betekenis & definitie

(Soricidae) vormen een familie der insecteneters, die vrijwel cosmopoliet is, maar weinig in Zuid-Amerika en niet in Australië wordt aangetroffen. Het zijn kleine zoogdieren, die op muizen gelijken, met een lange kop, tot een slurfje verlengde snuit (met lange snorharen), een gebit met puntige kiezen, kleine ogen en oorschelpen en fluwelige vacht.

Zij hebben muskusklieren aan de zijde of aan de staartwortel. Zij worden dientengevolge door katten wel gedood, maar niet gegeten, echter wel door uilen verslonden. Reuk, gehoor en tastzin zijn zeer scherp. De paartijd is niet aan een jaargetijde gebonden. De 2-10 jongen worden na een draagtijd van 3-4 weken in een ondergronds nest geboren. De levensduur is 2-3 jaren.Spitsmuizen zijn felle rovers, die hun voedsel (vnl. insecten, wormen, slakken e.d.) met de bek grijpen en zich springend en dravend voortbewegen. Zij leven eenzelvig in allerlei terrein, waar zij verblijf houden in muizengangen of zelf gegraven holen. In Nederland is algemeen en talrijk de bosspitsmuis (Sorex araneus), 6-8,5 cm lang, staart 3-5 cm, op de rug donkerroodbruin, aan de buikzijde grauwwit.

Minder talrijk dan de spitsmuizen zijn de dwergspitsmuis (S. minutus) en de waterspitsmuis (Neomys fodiens). De laatste, van boven zwart en van onder wit, zwemt uitstekend en loopt zelfs over korte afstand over de bodem van ondiep water. De veldspitsmuis (Crocidura lencodon) is vnl. in Zuid-Limburg algemeen, de huisspitsmuis (C. russula) ontbreekt in de drie noordelijke provincies. Een der kleinste zoogdieren is de wimperspitsmuis (C. etrusca), slechts 4 cm lang met een staart van 2,5 cm, uit het gebied om de Middellandse en de Zwarte Zee.

DR A. SCHEYGROND

Lit.: A. E. Brehm, Tierleben 10, Säugetiere 1 (Leipzig-Wien 1912); M. A. IJsseling en A. Scheygrond, De zoogdieren van Nederland (Zutfen 1950).

< >