(Geometridae) vormen een der grootste vlinderfamilies. De volwassen vlinders zijn vrij tere dieren met grote, brede, soms hoekige vleugels en lange draadvormige of gekamde sprieten.
Zeer karakteristiek zijn de rupsen, die van de andere rupsen verschillen doordat zij slechts achterlijfspoten hebben aan de segmenten 6 en 10. Deze groep van 4 werkt met de borstpoten op een eigenaardige wijze samen: eerst hechten zich de borstpoten aan de onderlaag vast, waarna het achterlijfseinde wordt bijgetrokken, zodat dit een verticale boog vormt. Vervolgens zetten zich de achterste 4 poten vast en wordt het lichaam vooruit gestrekt enz. Deze wijze van lopen heet „spannen”.Onder de spanners vliegt een aantal soorten in de winter, de wijfjes hiervan zijn vaak ongevleugeld. De bekendste is de kleine wintervlinder (Operophtera brumata) waarvan de rupsen schadelijk zijn op fruitbomen. Bekende inlandse soorten zijn verder: de klimopspanner (Urapteryx sambucaria), de bessenspanner (Abraxas grossulariata), de schadelijke dennenspanner (Bupalus piniarius) enz. De soorten van de grote genera, zoals Larentia, zijn moeilijk te onderscheiden.
DR G. BARENDRECHT
