is de naam voor een orde van Eenzaadlobbige planten (Monocotylen), omvattend de families der Araceeën, Lemnaceeën, Palmen, Pandanaceeën, Cyclanthaceeën, Sparganiaceeën en Typhaceeën. De meeste er toe behorende planten zijn groot, kruid- of boomachtig. De bladen zijn zelden van het gewone Monocotylen-type lineaal en rechtnervig, maar meest veer- of handvormig.
De bloemen kunnen van het voor de Monocotylen karakteristieke trimeer-pentacyclische type zijn, maar ook allerlei reducties vertonen. De bloeiwijze is een al of niet vertakte aar, vaak met een dikke vlezige as (kolf of spadix). Bij Araceeën en Palmen wordt zij door 1 of meer scheden (spathae) omsloten, die als kroonbladen gekleurd kunnen zijn. Het steeds bovenstandige vruchtbeginsel ontwikkelt zich tot een bes, steenvrucht of noot en de zaden bevatten meest een groot endosperm en een kleine kiem. Deze orde wordt tegenwoordig ook wel verdeeld in enige kleinere, de Pandanales met de Pandanaceeën, Typhaceeën en Sparganiaceeën, de Principes met de Palmen, de Synanthae met de Cyclanthaceeën en de Spathiflorae met de Araceeën en de Lemnaceeën.