is de Perzische naam van het grote nationale epos van de dichter Firdausi (zie Firdausi) (gest. 1021). De naam betekent „Koningsboek”.
Het is een doorlopende beschrijving van de regeringen der verschillende Iraanse koningen tot het einde van de Sassaniedentijd (ca 630).Het oudste gedeelte is mythisch en het daaropvolgende, tot de tijd van Alexander, legendair. Deze mythen en legenden worden in oudere vorm reeds in de Avesta aangetroffen, maar zijn door de ononderbroken nationale overlevering tot pseudo-geschiedenis geworden. Merkwaardig is vooral, dat de roemrijke Achaemeniedentijd in het epos nog slechts een zeer zwakke weerklank vindt. De periode van Alexander de Grote (Iskandar) berust op de Griekse pseudo-historische Alexander-roman. De Parthentijd wordt geheel overgeslagen en eerst met de dynastie der Sassanieden komt het epos langzamerhand op historisch terrein. De bewerkingen van het Sjâh-nâme in Europese talen zijn talrijk.
Vertalingen: Franse van Mohl (Paris 1876-1878); Italiaanse (metrisch) d. I. Pizzi (Torino 1886-1888); gedeelt. bewerk.: Eng. d. Warner (London 1905-1910), Rogers (London 1907); Duits d. F. von Schack (Berlin 1851-1865), F. Rückert (Berlin 1890-1895); Deens d.
A. Christensen, Firdausi’s Kongebog (København 1931).
Lit.: Th. Nöldeke, Das iranische Nationalepos (2de dr., Stuttgart 1921); E. G. Browne, A Literary History of Persia I (Cambridge 1929); F. Wolff, Glossar zu Firdosis Schahname (Berlin 1935).