Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SITWELL, edith louise

betekenis & definitie

Engels dichteres, romanschrijfster en essayiste (Scarborough 7 Sept. 1887), is de oudste van een drietal literatoren (Osbert en Sacheverell zijn haar broers) van aristocratische afkomst dat in zijn literair œuvre de adellijke traditie heeft voortgezet door hecht aaneengesloten, zijn verfijnde eruditie ten toon te spreiden en de middelmatige burger glimlachend te epateren. Privé opgevoed, begon Edith tijdens Wereldoorlog I met Osbert surrealistische poëzie te publiceren in het tijdschrift Wheels, dat door zijn excentriciteit een revolutie ontketende tegen de verstarde Georgiaanse poëzie.

Haar werk kenmerkte zich door een grote gave voor het lugubere en sprookjesachtige „outside life” en hoge technische vaardigheid. Wereldoorlog II betekende een ommekeer: haar tederheid en humaniteit richtten zich nu op een lijdende, gekruisigde wereld. Haar gedichten werden breed, symphonisch, van een rijke muzikaliteit. Als een profetisch dichteres neemt zij een nieuwe, voorname plaats in de Engelse literatuur in.Bibl.: The Mother and other Poems (1915); Twentieth Century Harlequinade (met Osbert, 1916); Façade (1922); Elegy on Dead Fashion (1924); Alexander Pope (1930); Collected Poems (1930); Bath (1932); Five Variations on a Theme (1933); The English Eccentrics (1933); Aspects of Modern Poetry (1934); Victoria of England (1936); I lived under a Black Sun (1938); Street Songs (1942); A Poet’s Notebook (1942); Green Songs (1944); The Song of the Cold (1945); A Fanfare for Elizabeth (1946); The Shadow of Cain (1947); A Shakespearean Notebook (1949); The Canticle of the Rose (1949).

< >