is de naam van twee bekende Alpenpassen.
1. De Grote Sint-Bernhardpas (Fr.: col du Grand Saint-Bernard) ligt in het Zwitserse kanton Valais op de grens van het Piemontese Aosta-dal* en scheidt de Franse van de Zwitserse West-Alpen. De daarover gelegde weg is 84 km lang en verbindt de dalen van Rhône en Dora Baltea. Van Martigny tot Cantine de Proz, een herberg boven Orsières, is de weg voor wagens berijdbaar, doch van daar tot Saint-Rémy slechts voor rijdieren en voetgangers begaanbaar; van laatstgenoemde plaats tot Aosta is de weg weder voor voertuigen toegankelijk. Nabij de pas ligt aan een klein meertje het beroemde St Bernhard-klooster, dat reeds in 962 door Bernhard van Menton gesticht schijnt te zijn, doch in oorkonden eerst in 1125 voorkomt. Het is 2472 m boven de zee gelegen en, op de schuilhut van de Col d’Iseran na, het hoogste winterverblijf in de Alpen. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt er 1,8 gr. C. en komt dus overeen met die van Zuidelijk Spitsbergen (75° N.Br.); de gemiddelde neerslag is 1121 mm; de sneeuw blijft er gewoonlijk negen maanden liggen. Het tegenwoordige klooster werd omstreeks 1680 gebouwd en in 1822 vergroot; het bezit een goede bibliotheek, verzamelingen van naturaliën, oudheden en munten. Voor vreemdelingen staan in twee gebouwen 45 en 80 bedden gereed; vrouwelijke gasten plegen in het tegenover gelegen filiaal St Louis te worden gehuisvest. Het hospitium herbergde in sommige tijden jaarlijks meer dan 20 000 reizigers, die zonder gedwongen betaling werden opgenomen; sinds Wereldoorlog II is het zó noodlijdend, dat in 1947 van een definitieve ontruiming sprake was. In ieder geval is met het moderne grote verkeer het „romantische” tijdvak van het hospitium, waarin ook de oorspronkelijke St Bernhardshonden (z hieronder) een rol speelden, geheel voorbij.
Het aantal monniken, koorheren der Augustijnen, bedraagt sinds vele jaren 20-30: van dezen wonen echter slechts 10 tot 12 met 7 knechten (maroniers) in het klooster. Vanouds hadden zij een soort grote honden — St Bernhardshonden — afgericht op het zoeken van verdwaalde of onder sneeuw bedolven reizigers; wanneer de trouwe dieren een ongelukkige gevonden hadden, riepen zij door hun luid geblaf de monniken te hulp. In de kleine kerk werd dagelijks de mis gelezen, en merkwaardig is het lijkenhuis, een afzonderlijk gebouw, waarin de lichamen van hen, die onder sneeuwvallen bedolven waren, werden nedergelegd en in de koude berglucht niet tot verderf overgingen, maar tot een soort mummies ineenschrompelden. Daar men er moeilijk graven kon delven, is het gebeente der oudste mummies in een ruim, door een muur omslotenknekelhuis gebracht.
Zowel ten tijde der Romeinen, als in de middeleeuwen trokken legerafdelingen over de pas. In de geschiedenis staat de tocht van Napoleon I over de Grote Sint-Bernhardpas van 15-21 Mei 1800 opgetekend als een der stoutmoedigste ondernemingen van de nieuwere tijd. Langs een pad, alleen bruikbaar voor voetgangers, muilezels en bergpaarden, werden 150 stukken geschut vervoerd, benevens de gehele trein, behorende bij een leger van 30 000 man, en dat leger zelf. In de kapel van het klooster werd generaal Desaix, die bij Marengo sneuvelde, bijgezet.
2. De Kleine Sint-Bernhardpas, 2188 m (Fr.: col du Petit Saint-Bemard) ligt op de grens van het Franse departement Savoie en de Italiaanse provincie Turijn, tussen de Savooise en de Grajische Alpen. Deze scheidt de stroomgebieden van de Isère en de Dora Baltea en werd waarschijnlijk in 218 door Hannibal* op zijn tocht naar Italië overgetrokken. De tegenwoordige postweg, in 1871 voltooid, is 32 km lang en leidt van Bourg SaintMaurice in Tarentaise naar Courmayeur (Cormaiore) in het Val d’Aosta. Hij biedt prachtige vergezichten op de Mont Blanc en de Ruitor (3486 m). Ook hier ligt even beneden de pashoogte (op 2157 m hoogte) een klooster, hetwelk, evenals dat op de Simplon, door enige monniken van de Grote Sint-Bernhard bestuurd wordt.
In het kader van het algemene offensief tegen de „vesting Duitsland”,' aan het eind van Wereldoorlog II, vielen op 23 Apr. 1945 Franse eenheden over de West-Alpen de in Noord-Italië staande Duitse troepen, die reeds door de Anglo-Amerikanen van het 5de Amerikaanse en 8ste Engelse leger tot de Po waren teruggeslagen, in de flank aan. Over de Kleine Sint-Bernhardpas trokken zij toen de Povlakte binnen en rukten op in de richting Turijn.
Lit.: R. Reinhard, Pässe u. Strassen in den Schweizer Alpen (Luzem 1903).