Nederlands letterkundige (Amsterdam 23 Juni 1774 - Leiden 26 Nov. 1854), studeerde theologie en werd in 1796 Doopsgezind predikant te Dokkum. In 1797 werd hij geroepen tot de aan de Leidse universiteit nieuw ingestelde leerstoel in de Vaderlandse taal en Welsprekendheid.
In opdracht van de regering der Bataafse Republiek gaf hij uit zijn Verhandeling over de Nederduitsche spelling, ter bevordering van eenparigheid in dezelve (1804). De spelling van Siegenbeek, door de auteur uitgewerkt in een Woordenboek voor de Nederduitsche spelling (1805), werd als ambtelijke schrijfwijze door de regering aanvaard en is als zodanig in gebruik gebleven, totdat de spelling van De Vries en Te Winkel in regeringsstukken werd ingevoerd.Lit.: S. Muller, M. S., in: Levensber. der Mij v. Ned. Lett. (1855).