Frans schilder (Parijs 2 Dec. 1859 - 29 Mrt 1891), bezocht de Ecole des Beaux-Arts te Parijs. Zijn eerste werken waren impressionnistisch.
De ervaringen, door het impressionnisme op het gebied van kleur en licht opgedaan, werden door hem, daarbij geïnspireerd door de kleur-studies van verschillende natuurkundigen, streng wetenschappelijk doorgevoerd en strekten zich ook uit tot op het gebied van compositie en vormgeving. Deze beide laatste elementen spelen, in tegenstelling tot het impressionnisme, een grote rol in zijn werk, waarbij de lijn opnieuw betekenis krijgt, zowel ter begrenzing van de vormen in het vlak als in zijn decoratieve functie. Daarnaast leidden zijn lichtstudies tot een pointillistisch divisionistische schilderwijze. Een en ander maakte hem tot de grondlegger van het zgn. Neo-Impressionnisme. Zijn zeer overwogen grote werken werden voorafgegaan door tal van studies in zwart krijt en olieverf waarin hij de contrastwerking van toon, kleur en lijn bestudeerde (Baignade à Asnières, 1884; Un Dimanche d’Etê à la Grande Jatte, 1884; Le Chahut, 1890, museum Kröller-Müller, Otterlo, en het onvoltooide Le Cirque, 1891). Zijn schilderwijze, in het begin nog soepel, werd in zijn latere werken ten gevolge van de verstandelijk theoretische fundering steeds strenger en systematischer.Lit.: G. Coquiot, G. S. (1924); L. Cousturier, S. (1926); R. Rey, Renaiss. du sentiment class. dans la peinture franç. à la fin du XlXe s. (1930); D. C.
Rich, S. and the Evolution of La Grande Jatte (Chicago 1935); J. Rewald, S. (New York 1943, Paris 1947); G. Seligman, The Drawings of G. S. (New York 1947); Jacq. de Laprade, S. (Paris 1952).