Hertog de la Torre, Spaans generaal en staatsman (Léon, bij Cadiz, 17 Dec. 1810 - Madrid 26 Nov. 1885), nam deel aan de eerste Carlistenoorlog en klom op tot divisie-generaal. Koningin Isabella II begunstigde hem en benoemde hem in 1857 tot gezant te Parijs en twee jaar later tot kapitein-generaal van Cuba.
Van 1862-1863 was hij minister van Buitenlandse Zaken, van 1865-1867 president van de Senaat. Na de dood van O’Donnell in 1867 kreeg hij de leiding van de Liberale Unie en verbond zich met de Progressisten tegen de regering van Isabella. Hij werd in Juli 1868 naar de Canarische eilanden verbannen, maar kon ten gevolge van de Septemberomwenteling weer naar Spanje terugkeren; met de oproerige troepen trok hij tegen Madrid op en overwon het leger van Isabella op 28 Sept. 1868 bij Alcolea. Hij kwam aan het hoofd der voorlopige regering en werd in 1869 door de Cortes tot regent benoemd; van Jan. tot Juli 1871 was hij minister-president van koning Amadeus. In Jan. 1874 nam hij door een staatsgreep het presidentschap der republiek op zich, totdat op het eind van Dec. 1874 Alfonsus XII gekroond werd. Van 1883-1884 was hij nog eenmaal gezant te Parijs.Lit.: Marqués de Villa-Urrutia, El general S. (Madrid 1929).