Russisch terrorist en schrijver (1879 - Moskou 13 Mei 1925), kwam via de sociaal-democratie bij de sociaal-revolutionnairen terecht. Als lid van de „strijdorganisatie” van deze partij werkte hij mee aan de aanslagen op minister Plewe (1904) en grootvorst Sergej Aleksandrowitsj (1905).
In 1906 gearresteerd en naar het buitenland gevlucht, neemt hij deel aan de voorbereiding van aanslagen in Rusland. Na de Februari-revolutie van 1917 teruggekeerd, wordt hij militair gouverneur van Petrograd, en heeft de leiding bij het verijdelen van Kornilow’s aanslag op deze stad.De bolsjewistische staatsgreep bestreed hij; hij sloot zich aan bij Koltsjak, werd diens vertegenwoordiger in Parijs en leidde van 1921- 1923 de zgn. „groene beweging” in Polen. In Aug. 1924 werd hij bij een poging Rusland weer binnen te komen aan de grens gearresteerd. In Moskou werd hij eerst ter dood, later tot tien jaar veroordeeld. In de gevangenis pleegde hij zelfmoord. Hoewel hij onder de sociaal-revolutionnairen een eigen positie inneemt, is hij een goed voorbeeld van een Russische terrorist van ca 1900, met de typische problematiek van deze groep, die ook in zijn belletristisch werk (onder pseudoniem B. Ropsjin) tot uitdrukking komt.
Bibl.: Konj blednyj (1909, Eng. vert. The Pale Horse, London 1917); To tsjewo ne bylo (Eng. vert. What Never Happened, London 1917); Konj woronoj (Parizj 1924, Eng. vert. The Black Horse, London 1924); Vospominanija terrorista (Charkow 1926, D. vert. Erinnerungen eines Terroristen, Berlin 1931, Eng. vert. New York 1931); Protsess B. S. (Berlin 1924).
