Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RUURLO

betekenis & definitie

Gelderse gemeente van 6416 ha met (1951) 5425 inw., v.w. (1947) 70,5 pct Prot., 27 pct R.K. en 2,5 pct andersdenkenden, ligt midden in de Gelderse Achterhoek. De voornaamste middelen van bestaan zijn akkerbouw, veeteelt en bosbouw.

Ook is er enige industrie (klompen, vleeswaren). Het dorp Ruurlo, aan de spoorlijn Zutphen-Winterswijk, telt (1951) 1085 inw. Het heeft een fraaie omgeving, met het kasteel Ruurlo (of Roderlo), en er is veel toeristenverkeer.

Kasteel
en heerlijkheid Ruurlo (Roderlo) waren aanvankelijk twee afzonderlijke complexen. De hof werd door leden van het geslacht Van Holthuysen van de graaf van Gelre-Zutphen in leen gehouden, het goed en de heerlijkheid als een zadelleen door leden van het geslacht Van Roderlo. Jacob van Hekeren verenigde in de loop der 14de eeuw beide delen in zijn hand. In 1620 kwamen huis en heerlijkheid c.a. door vererving in het geslacht De Rode van Hekeren om in 1672 door Wigbolt de Rode van Heeckeren (Hekeren) verkocht te worden aan zijn zwager Adriaan Schimmelpenninck van der Oye. De bezitting keerde in 1727 weder tot de Van Heeckerens terug in de persoon van Jacob Derk van Heeckeren.

Lit.: H. M. Werner, Geldersche Kasteelen (1908), I, blz. 301; H. J. Krebbers, Het huis te Ruurlo, in: Buiten, 1914.

< >