Venezolaans schrijver (Caracas 1874), woonde eerst in New York en werd in het begin der 20ste eeuw consul van zijn land in Amsterdam, hoewel hij bijna voortdurend in Parijs verblijf hield. Enige jaren woonde hij te Madrid, waar hij een uitgeverszaak leidde.
Hij schreef de verzenbundels: Cantos de la prisión y del destierro, Trovadores y trovas (1899) en Cancionero del amor infeliz (1918). Meer nog dan als dichter is hij bekend geworden door zijn romans.Het zijn alle bittere satiren der maatschappelijke toestanden in Venezuela onder president Juan Vicente Gómez. El hombre de hierro (3de dr., Madrid 1917) schildert de in Zuid-Amerika endemische revoluties. Van haat vervuld is ook El hombre de oro (1916), een hevige satire op de regeerders van zijn land. Verder zijn te noemen: La mitra en la mano (1925), La mascara heroica (1923), La bella y la Jiera (1931). Daarnaast schreef hij enige novellenbundels, waaronder de bekendste is Cuentos americanos (3de dr., Parijs 1913). Ook is hij een belangrijk criticus, vooral van Spaans-Amerikaanse schrijvers en bekend geschiedschrijver. Van belang zijn El Conquistador espanol del siglo XVI en La evolución politica y socialdeHispano-América (igi 1).
PROF. MR DR J. A. VAN PRAAG