Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RONSARD, pierre de

betekenis & definitie

Frans dichter (Kasteel La Poissonnière, Vendômois, 11 Sept. 1524 - Tours 27 Dec. 1585), was page en volgde toen een diplomatieke loopbaan, die hij moest opgeven wegens doofheid. Hij legde zich nu op het Collége Coqueret, onder Dorat, toe op de studie van de Oudheid, en verwierf een geweldige eruditie.

Hij werd het hoofd van de dichterschool der Pléiade.Op zijn aansporing publiceerde J. du Bellay de Deffence... (1549). Als uiting van de nieuwe richting gaf Ronsard de vier eerste boeken van de Odes in het licht (1550), gevolgd door Les Amours, ensemble le Cinqiesme des Odes (1552), dadelijk op muziek gezet. Het waren de „Amours à Cassandre”, waarin hij op het voetspoor van Petrarca ook zijn Laura bezong: Cassandre Salviati. Om zijn stijl aangevallen, probeerde hij het luchtiger genre in Livret de Folastries (1553), maar vond de geëigende vorm terug in Le Bocage (1554) en Meslanges (1555). Onder invloed van een nieuwe liefde, maar ook door kennismaking met de pas door H. Estienne ontdekte gedichten van Anakreon (1554) werd hij een minder slaafse navolger van Petrarca en Pindarus (Continuation en Nouvelle Continuation des Amours 1555 en 1556).

Ondertussen was Ronsard beroemd geworden; hij verwierf o.m. de gunst van Hendrik II en Karel IX. Maar hierdoor was hij ook gedwongen tot het schrijven van vele gelegenheidsgedichten en het ook naar de vorm minder geslaagde, onvoltooid gebleven epos La Franciade (1572). De godsdienstoorlogen inspireerden hem tot de nobele, patriottische Discours sur les Misères de ce temps (1562), maar hij verloor daarmee de gunst van de Hugenoten, die Du Bartas boven hem verkozen. Zijn laatste levensjaren werden versomberd, doordat het hof van Hendrik III zich van hem afwendde en de voorkeur gaf aan zijn rivaal Ph. Desportes . Meest verkeerde hij op de hem geschonken kloosters in Touraine, waar hij ten slotte vroom stierf.

Ronsard is de grootste dichter van de Franse Renaissance. Met groter vaardigheid dan al zijn tijdgenoten heeft hij de nieuwe dichtvormen, zoals ode, elegie, epigram, sonnet en herderszang gehanteerd en met eigen, persoonlijk accent de liefde, de dood, het vaderland en de natuur bezongen. Zijn duurzaamste poëzie vinden we wellicht in de Sonnets pour Hélène, waarin hij zijn late liefde bezingt voor een hofdame van Catherine de Médicis, Hélène de Surgères. De hoge opvatting van zijn dichtertaak blijkt ook uit de correcties die hij aanbracht in zijn „éditions collectives”, tevens een bewijs van de onbillijkheid van veel critiek van Malherbe e.a. De laatste dier éd. coll. verscheen in 1586, gevolgd door 7 drukken tot 1630. Eerst de tijd van de Romantiek bracht met Sainte-Beuve’s Tableau de la poésie française au XVIe siècle (1828) een eerherstel.

DR R. WIARDA

Bibl.: Hymnes (1555 en 1556); Second livre de Meslange (1559); 1e éd. coll. (1560); Elégies, Mascarades et Bergeries (1565); Abrégé de l’Art poétique (1565); Œuvres p.p. P. Laumonnier (Paris 1914-1919, 8 vol.); Œuvres complètes. Texte de 1578 p.p. H. Vaganay (Paris 1923-1924, 7 vol.); Œuvres complètes, éd. crit. p.p.

P. Laumonnier (nog verschijnend), t. I-XI, 1914-1944).

Lit.: J. Tiersot, R. et la musique de son temps (1903); J. Vianey, Le Pétrarquisme en France au XVIe siècle (Montpellier 1909); P. Laumonnier, R. poète lyrique (1909); Fr. Charbonnier, La poésie franç. et les guerres de religion (1919); Pamphlets protestants contre R. (1923); P. de Nolhac, R. et l’humanisme (1921); G. Cohen, R., sa vie et son œuvre (1924); P.

Champion, R. et son temps (1925); M. Raymond, L’Influence de R. sur la poésie fr. du XVIe siècle (1927, 2 vol.); J. Vianey, Les odes de R. (1932); A. Hulubei, L’Eglogue en France au XVIe s. (1938); A. M. Schmidt, La poésie scientif. en France au XVIe s. (1938); H.

Chamard, Hist. de la Pléiade (1939-1940, 4 vol.); M. Bishop, R., Prince of Poets (Oxford Un. Press 1940); G. Thibault et L. Perceau, Bibl. des Poésies de R., mises en musique au XVIe s. (1941); J. v. d. Elst, L’Alternance binaire dans les vers néerl. du XVIe siècle, diss.

Paris (1920); P. Valkhoff, P. de R.; R. en Nederland (in Over Frankrijks Letterkunde, 1925).

< >