(Nematoden), minder passend ook draadwormen genoemd, omdat zij soms vrij dik kunnen zijn, behoren tot het subphylum der Aschelminthes. Zij zijn rond op dwarse doorsnede.
Men vindt rondwormen overal vrij levend in talloze soorten en exemplaren in de grond, maar ook op de bodem van zoete, brakke en zoute wateren en als parasieten in het lichaam van de mens en allerlei dieren en in planten, waar zij als aaltjes bekend zijn.De lengte der rondwormen is zeer verschillend. De vrijlevende soorten zijn doorgaans kleiner dan 1 mm. Parasitaire wormen kunnen in een enkel geval 1 m lang worden. De mannetjes (♂♂) zijn doorgaans kleiner dan de wijfjes (♀♀) Het lichaam is bedekt door een cuticula, afgescheiden door de er onder liggende epidermis. Deze vormt een paar zijdelingse naar binnen springende lijsten, die soms door de doorschijnende cuticula heen als zijstrepen van buiten zichtbaar zijn. Onder de huid ligt de huidspierzak (zie spierstelsel), die slechts uit lengte-spiervezels bestaat.
Soms is het aantal spiercellen in het lichaam bij één soort constant. Bij Oxyuris equi uit de paardendarm bedraagt het 65, onafhankelijk van de grootte van het dier. Binnenwaarts van de huidspierzak liggen darm en geslachtsorganen ingehuld in een weinigcellig, vochthoudend weefsel, dat de primaire lichaamsholte opvult. Het zenuwstelsel bestaat uit een gering aantal cellen (bijv. 158, 162). Het vormt een de slokdarm omgevende commissura cephalica (slokdarmring) met een ventraal ganglion. Van dit centrale deel gaan lengtestammen uit.
De darm begint met de terminale mond, dikwijls door lippen en papillen omgeven. Deze voert in de mondholte die zich in de gespierde slokdarm voortzet die als zuigorgaan dient. Daarop volgt de lange rechte middendarm en de korte einddarm. Bij het ♀ mondt de darm ventraal vóór het achterste uiteinde naar buiten uit. Het ♂ heeft een cloaca (z.o.). Het excretieapparaat bestaat uit een paar lengte-kanalen, die in de zijstrepen verlopen en vooraan samenkomen om door de excretieporus uit te monden die, ventraal achter de mondopening ligt.
Vlamcellen (zie excretieorganen) ontbreken. Bij de rondwormen bestaat een duidelijke sexuele dimorfie, daar bij het ♂ het geslachtsapparaat in het achterste deel van de darm mondt, dat daardoor tot cloaca wordt, terwijl bij het ♀ de ongepaarde vagina, die de voortzetting is der beide uteri (die de eieren bevatten), ventraal door een geslachtsopening zelfstandig naar buiten uitmondt. Het ♂ heeft 2 staafjes (spicula), die uit de cloaca-opening uitgestoken kunnen worden, waardoor het zich bij de copulatie aan het ♀ vasthecht. Ook wijkt het achterste uiteinde van het ♂ in vorm van dat van het ♀ af.
De rondwormen leggen eieren; zelden zijn zij levend barend, maar de toestand, waarin de eieren gelegd worden, is zeer verschillend: soms zijn zij ongekliefd, soms bevatten zij een wormvormig embryo, dat als jonge larve uit het ei komt. Gedurende de ontwikkeling van het jonge dier treden 4 vervellingen (zie huid) op, zodat het leven van een rondworm in 5 stadiën verdeeld wordt: 4 larvaire en één laatste stadium, waarin het dier geslachtsrijp wordt.
De besmetting van een gastheer met rondwormen kan al naar de soort op zeer verschillende manieren plaats vinden. Dikwijls vindt de besmetting plaats door opneming van embryonenhoudende eieren door de mond (per os), zoals bij de spoelworm van de mens, waar het ei ongekliefd gelegd wordt, zich op de grond ontwikkelt en pas infecteren kan, wanneer het een wormvormig embryo bevat. De infectie kan ook plaats vinden, doordat de larve, die op de grond uit het ei komt een tijdlang op de bodem leeft om ten slotte door de huid van de gastheer naar binnen te dringen. Dit komt voor bij de mijnwormen en in het geslacht Strongyloides. Ten slotte kan de infectie plaats vinden, doordat een tussengastheer (zie parasitisme) door de eindgastheer wordt opgegeten (voorbeeld: trichine). Gastheerwisseling kan met generatiewisseling samengaan (zie parasitisme).
De rondwormen worden in een aantal groepen verdeeld, waarvan hier enkele genoemd worden:
1. Anguilluloidea ( = Rhabditoidea). Kleine wormen, slokdarm met dubbele aanzwelling; leven òf vrij òf als parasieten in planten (aaltjes) of dieren. Voorbeeld: Strongyloides stercoralis in de darm van de mens, generatiewisseling (zie parasieten).
2. Trichuroidea, met draadvormig voorlichaam; slokdarm uit één celrij opgebouwd. Voorbeelden: Trichuris = Trichocephalus; de trichine = Trichinella spiralis.
3. Strongyloidea. Mondholte veelal wijd met dikke cuticulaire wand (mondklok); achterste uiteinde van het ♂ draagt een cuticulaire verbreding (bursa copulatrix), waarmee het ♂ het lichaam van het ♀ bij de paring omvat. Voorbeeld: de mijnworm. Ancylostoma duodenale. Vele soorten bewonen de dikkedarm van paard en ezel.
4. Oxyuroidea. Slokdarm met aanzwelling (bulbus oesophagei), lichaam van het ♀ eindigt achteraan in een spitse punt. Voorbeeld: Enterobius vermicularis (aarsmade ).
5. Ascaroidea, betrekkelijk dikke rondwormen, zonder bulbus. Voorbeeld: Ascaris lumbricoides, spoelworm van de mens; verschillende soorten bij onze huisdieren.
6. Spiruroidea. Voorbeeld: Gnathostoma.
7. Filarioidea. Dunne, draadvormige wormen. Voorbeeld: Filaria (Wuchereria), Loa en Dracunculus (medinaworm) (zie Filariasis).
PROF. DR J. E. W. IHLE
Lit.: In de leer- en handboeken der dierkunde en parasitologie worden de rondwormen meer of minder uitvoerig behandeld. Wij noemen: Swellengrebel en Ihle, De dierlijke parasieten van de mensch, 5de dr. (Amsterdam 1948). De 2de druk van dit werk (1922) behandelt ook een aantal rondwormen van huisdieren. Het nieuwste samenvattende werk over rondwormen is: L. H. Hyman, The Invertebrates Vol. 3: Acanthocephala, Aschelminthes and Entoprocta (New York - Toronto - I.ondon 1951).
De voornaamste ziekten bij dieren ten gevolge van rondworminfecties zijn de volgende. Voor rondwormen als parasieten bij de mens zie nematoden.
De ascariasis of spoelwormziekte is vooral van belang bij het varken; de varkensspoelworm (Ascaris lumbricoides), welke 20 à 40 cm lang kan zijn, is niet te onderscheiden van de spoelworm van de mens; toch moet er enig verschil wezen, daar wederkerige besmetting (mens-varken; varken-mens) moeilijk aanslaat. De volwassen spoelwormen kunnen bij opgroeiende biggen in groot aantal in de dunnedarmen aangetroffen worden en aanleiding tot ziekte en sterfte geven. De wormeieren komen met de ontlasting naar buiten; binnen de eischaal voltrekt zich een ontwikkeling, na afloop waarvan het ei, na opgenomen te zijn met voedsel, uitkomt in de darm; de larve dringt in de darmwand, komt daarna via de bloedbaan en de lever in de longen; de larven verlaten de longen door via de luchtpijp terecht te komen in de mondkeelholte; na doorgeslikt te zijn komen ze in de dunnedarm waar ze zich ontwikkelen tot volwassen darmwormen.
Van de spoelwormen der overige huisdieren zijn die van het paard en die van de vogels van enige betekenis. Spoelwormen kunnen met verschillende geneesmiddelen worden afgedreven; het voorkomen van herinfectie is bij de bestrijding van belang. Aarsmaden kunnen bij paarden (Oxyuris equi) hinderlijke stoornissen veroorzaken; de vrouwelijke wormen (4 à 8 cm lang) leggen de eieren op de anusrand (jeuk, schuren, onrust); de besmetting geschiedt door het opnemen van met eieren besmet voedsel of water; een werkelijk goede therapie, die snel tot genezing voert, is niet bekend. Strongylosis is een verzamelnaam voor een aantal, gelijktijdig zich voordoende infecties van verschillende Strongylussoorten, bij veulens en jonge paarden. De voornaamste verschijnselen zijn bloedarmoede en vermagering; in ernstige gevallen ontstaan oedemen. De dieren ontlasten mest met eieren, waaruit zich larven ontwikkelen; worden deze larven met het voedsel opgenomen, dan geven zij aanleiding tot nieuwe infecties of verergering van reeds bestaande infecties.
De larven van Str. vulgaris kunnen de vertakkingen van de aorta bereiken en deze misvormen tot een zgn. wormaneurysma (verwijding van de slagaders, aantasting van de arteriewand, thrombusvorming). Phenothiazine werkt specifiek dodend op de volwassen wormen.
Bij schaap en rund komt trichostrongylosis voor; Trichostrongylidae zijn zeer kleine dunne wormen, die alleen door de ervaren onderzoeker worden opgemerkt (0,5 à 3 cm lang, haardun); deze wormen zijn bloedzuigend en geven giftige stoffen af. De voornaamste verschijnselen zijn: bloedarmoede, vermagering, diarrhee. Een deel der Trichostrongylidae zijn maagwormen. De jaarlijkse economische schade is belangrijk. Een merkwaardige rondworm bij vogels, o.a. bij de kip, is de luchtpijpworm (Syngamus trachea); deze parasiet is rood van kleur, men vindt in de regel de mannelijke en vrouwelijke worm in copulatie in de luchtpijp. De economische betekenis van deze infectie is gering.
De longwormen (Metastrongylidae) zijn van belang bij rund en schaap. Vooral jonge runderen kunnen in de bronchiën vele wormen (4 à 8 cm lang) hebben. De voornaamste verschijnselen zijn: hoesten, vermageren en snel vermoeid geraken. Een goede therapie is onbekend. Men sluite herinfectie uit (opstallen) en geve krachtig, niet te volumineus voedsel. De besmetting ontstaat na opneming van met larven besmet voedsel; de larven komen via de dunnedarm, darmwand, bloedbaan, in de longen terecht waar ze uitgroeien tot volwassen wormen.
De longwormziekte is van grote economische betekenis. Trichinellosis wordt veroorzaakt door Trichinella spiralis, deze rondworm is in volwassen toestand slechts 3 mm lang; trichinen kunnen in de dunnedarm van vele diersoorten voorkomen: darmtrichinen; de volwassen vrouwelijke wormen leggen pas uitgekomen larven in het darmslijmvlies; ze komen terecht in de bloed- en lymphvaten en bereiken aldus de dwarsgestreepte spierfibrillen; ze dringen in de spierfibrillen en worden daar ingekapseld; dergelijke ingekapselde larven (spiertrichinen) kunnen tientallen jaren in leven blijven. Wordt na de dood van het dier het trichineuze vlees door mens of dier gegeten (in rauwe of onvoldoend gekookte toestand) dan lost de kapsel in het maagsap op en kan de vrijgekomen larve de dunnedarm bereiken en daar volwassen worden. De darmtrichinellosis geeft weinig of geen stoornissen; de spiertrichinellosis veroorzaakt spierstijfheid en spierpijnen; bij dieren zijn deze symptomen echter meestal nauwelijks waarneembaar. Trichinellosis bij dieren wordt in Nederland en België niet waargenomen.
PROF. DR JAC. JANSEN D. SWIERSTRA
Lit.: H. O. Mönnig, Veterinary Helminthology and Entomology (London 1949); B. B. Morgan en P. A.
Hawkins, Veterinary Helminthology (1949); F. Schmid en E. Hieronymi, Die parasitären Krankheiten unserer Haustiere (Berlin 1949); Hutyra Marek en Manninger, Special Pathology and Therapeutics of the Domestic Animais. 5th ed. (1946).