Sir, Engels generaal (22 Juli 1896), nam als subaltern officier deel aan Wereldoorlog I, in 1922-1923 aan de Waziristan-expeditie, werd in 1933 gepensionneerd en trad in 1934 op als directeur van de Dunlop Zuid-Afrika maatschappij. Kort na het uitbreken van Wereldoorlog II kwam hij weer in militaire dienst en diende van 1941-1943 in het Midden-Oosten.
In 1944 en 1945 was hij „Chief Administrative Officer” van generaal Alexander, de geallieerde opperbevelhebber in Italië. In Oct. 1945 werd hij weder op de ranglijst gesteld van actief dienende beroepsofficieren en verkreeg in 1946 de rang van luitenant-generaal. Van 1945-1947 vervulde hij de functie van plaatsvervangend militair gouverneur in Duitsland en, na in 1947 bevorderd te zijn tot „Full General” werd hem van 1947-1949 het opperbevel over het Engelse bezettingsleger toevertrouwd en trad hij op als militaire gouverneur in Duitsland. Van 1949-1950 was hij Brits Hoge Commissaris in Duitsland en sinds 1950 Brits opperbevelhebber in het Midden-Oosten.