(Gr.: rhodos = rose), symbool Rh, atoomnr. 45, atoomgew. 102,91, behoort tot de platina-metalen. Het komt voor in platinaerts en in osmiridium (zie osmium), ook soms met goud gemengd (Mexico).
Het wordt gewonnen uit de residuen van de platinabereiding. Het element werd in 1803 door Wollaston ontdekt. Het is een grijswit metaal met een zeer hoog smeltpunt, 1985 gr. C., en een s.g. 12,5. Het is pletbaar en zeer goed bestand tegen chemische agentia; het lost niet op in koningswater, evenmin als alliages met tot 70 pct platina of goud.Bij verhitting in lucht of zuurstof boven 400 gr. C. ontstaat het zwarte Rh2O3 , dat bij nog hogere temperaturen weer ontleedt. Het metaal vindt toepassing in thermo-elementen (zie thermo-electriciteit), waarbij de ene draad uit platina, de andere uit een platina-rhodium-alliage bestaat. Voorts gemengd met platina voor het inbranden van platinalaagjes op porselein. Het wordt ook electrolytisch neergeslagen en vormt dan een bijzonder bestendige laag, o.a. worden er spiegels mee bedekt. Het heeft als katalysator eigenschappen, analoog aan die van palladium.
In zijn verbindingen is het driewaardig, in oplossing zijn deze rose gekleurd (vandaar de naam). RhCl3.4H2O is oplosbaar, het watervrije zout echter niet. Zeer goed oplosbaar is ook het kersrode Na3RhCl6.9H2O. Rhodiumsulfaat is Rh2(SO4)3.4H2O (rood), .12H2O (lichtgeel) en .25H2O (lichtgeel). Ook een dioxyde RhO2 is bekend.
PROF. DR J. A. A. KETELAAR
Lit.: Ullmann’s Enz. der techn. Chemie, 2de dr., 8, 502 (1931); Thorpe’s Dict. of Applied Chemistry, 10, 534 (1950).