is een buitengewoon rechtsmiddel om vernietiging te vragen van een in een burgerlijke zaak gewezen vonnis; het schorst de tenuitvoerlegging niet (art. 392 W.v.B.Rv.).
Het kan alleen worden ingesteld tegen vonnissen (z vonnis), op tegenspraak in het laatste ressort gewezen of welke op verstek* gewezen en niet meer vatbaar voor verzet zijn (art. 382 W.v.B.Rv.); en dan enkel in enige bepaalde gevallen, als bijv. wanneer de beslissing berust op na de uitspraak ontdekt bedrog, door de weder-
partij in het proces gepleegd (artt. 382 en 383 W.v.B.Rv.). Het strekt slechts tot herroeping (art. 394 W.v.B.Rv.) door dezelfde rechter, die het aangevallen vonnis heeft gewezen. Is de eiser met deze negatieve uitslag niet tevreden, dan moet hij nader vorderen, wat hij dan wel wil.
Lit.: W. van Rossem, Het Ned. Wetb. v. Burg. rechtsvord. I, 3de dr. (bew. d. R. P.
Cleveringa), blz. 611-629; R. van Boneval Faure, Het Ned. burg. procesr., V, 2de dr., blz. 300350; R. P. Cleveringa, De gronden voor requeste-civiel, in: Rechtsk. opstellen aangeb. aan prof. mr E. M. Meijers, blz. 177-220; Schenkenberg van Mierop, Request civiel diss. Leiden (1890).