Vlaams taal- en letterkundige (Zoutleeuw 31 Aug. 1883-Luik 9 Oct. 1949), studeerde aan de Rijksuniversiteit te Gent, promoveerde er in de Germaanse philologie in 1904, was leraar in verschillende athenaea en werd in 1919 hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Luik.
Bibl.: Tondalus’ Visioen en St. Patricius’ Vagevuur (met J. Endepols, Gent I, 1914; II, 1917); uitgave van Esmoreit (met A. G. Kaakebeen, Groningen 1924); Colloquia et Dictionariolum Septem Linguarum (3 dln, Antwerpen 1929-1937); Briefwisseling Gezelle-Van Oye (met F. Baur, in Jubileumsuitg. v. Gezelle’s Werken, 1937); Het Naembouck van 1562 (Luik 1945); Voll. bibliogr. tot 1936 in Liber Memorialis Univ. de Liège, I, 527-531.