Frans politicus (Aire-sur-la-Lys, in Pas de Calais, 26 Nov. 1828 -Parijs 13 Sept. 1905), 2 Juli 1871 gekozen tot lid der Nationale Vergadering, sloot hij zich aan bij de gematigd republikeinse partij. In 1877 lid van de Kamer van Afgevaardigden, voegde zich bij de linkerzijde en werd in 1879 tot onderstaatssecretaris van Justitie benoemd.
Onder Freycinet belastte hij zich 31 Jan. 1882 met Binnenlandse Zaken, in het kabinet-Brisson (6 Apr. 1885) nam hij de portefeuille van Onderwijs, die hij in dat van Freycinet (Jan. 1886) behield. Zijn optreden tegen de clericalen, speciaal zijn nieuwe schoolwet, die de lagere scholen aan de geestelijkheid onttrok, maakte hem bij de radicalen gezien. Na Freycinet’s val (Dec. 1886) werd hij minister-president en minister van Binnen-landse Zaken, maar trad in Mei 1887 af, omdat hij met Boulanger in de Schnaebele-zaak voor een ultimatum aan het Duitse rijk gestemd had. In het kabinet-Floquet (3 Apr. 1888) belastte hij zich met Buitenlandse Zaken en trad met dit kabinet in Febr. 1889 af.
Nadat hij sedert Mei i8gi in de Senaat gezeten had, was hij van 1893-1896 weer lid der Kamer en de leider der socialistische radicalen.Bibl.: La revision de la constitution (1893).