klein vaartuig of sloep, speciaal ingericht om bij hoge zee of in de branding drenkelingen te redden, dan wel de opvarenden van een in nood verkerend schip in veiligheid te brengen. Aan boord van schepen voert men daartoe boten mede van een licht type, die gemakkelijk gehesen en gestreken kunnen worden.
Zij zijn als regel voorzien van luchtkasten om drijvende te blijven, en van riemen en zeil voor voortstuwing; sommige hebben kleine motoren of een „Flemmingtoestel”, waarbij een schroef via hefbomen door handkracht bewogen kan worden.Zij behoren altijd voorzien te zijn van water, levensmiddelen en verdere eenvoudige uitrusting, die kan bijdragen om de inzittenden enige tijd in leven te houden. Hfdst. 5 § 1 van het Schepenbesluit stelt voor het reddingmaterieel de nodige regels. Op oorlogsschepen is als regel te weinig ruimte om voldoende reddingssloepen mede te voeren; de rest der bemanning moet zich zien te redden op speciaal ingerichte reddingsvlotten (van kurk of balsahout) of anderszins. Veel zwaarder is het materieel, dat door de diverse reddingmaatschappijen langs de kust wordt onderhouden (z redding)
IR R. F. SCHELTEMA DE HEERE