(Hebr., ruim), naam van een publieke vrouw, te Jericho woonachtig op het ogenblik dat de Israëlieten onder de leiding van Josua (Jozuë) de strijd tegen deze stad aanbonden. Doordat zij de verspieders, door Josua uitgezonden, in haar huis opnam, en hun allerlei steun bood, gaf zij blijk van geloof in Jahwe, de God van Israël.
Toen Jericho werd bestormd en bemachtigd, werd Rachab onder Gods volk opgenomen. Zij huwde Salmon en bracht ter wereld Boaz (Booz), de overgrootvader van koning David, zodat zij in de genealogische lijst van de stamouders van de Messias wordt genoemd (Matt. 1:5).