Nederlands taalgeleerde (Rijswijk 29 Nov. 1840-Leiden 30 Aug. 1899), studeerde te Leiden en was sedert 1879 hoogleraar aan de universiteit aldaar
Bibl.: Nederlandsche Spraakkunst (Etymologie 1867, Syntaxis 1869); De Oud-Nederlandsche psalmen (1873); Altwestsachsische Grammatik (2 dln, 1883-1888); Aanteekeningen op den Beowulf (1892); talrijke art. in versch. taalk. tijdschr.
Lit.: Jaarb. Kon. Acad. (1900).