Frans schrijver (Pau 6 Juni 1867 - Guéthary, Basses-Pyrénées, 6 Sept. 1920), woonde als kind op het eiland Mauritius, dat later ook door hem werd bezocht. Als rijk dilettant reisde hij veel, woonde beurtelings te Parijs of in Béarn (Pyreneeën).
In zijn ogenschijnlijk luchtige romans toont hij groot vakmanschap en vaak subtiele psychologische analyse, welke men ook vindt in zijn kronieken voor de Vie Parisienne. Maar zijn roem berust vooral op de uiterst gevoelige gedichten van zijn enkele bundel Contrerimes (1921), waarin hij zijn geresigneerde melancholie uitspreekt in feilloze verzen.Bibl. : Monsieur du Paur, homme public (1898); Les tendres ménages (1904); Mon amie Nane (1905); La jeune fille verte (1920) ; Les Contes de Béhanzigue (1920) ; Les demoiselles la Mortagne (1923). Notes d’art (1924); Lettres à Mme Bulteau (1925); Lettres à soi-mème (1927) ; Correspondance avec Claude Debussy (1929); Journal et Voyages (1934); Vers inédits (1936).
Lit.: H. Martineau, La Vie de P. J. T. (1921); J. Dyssord, L’Aventure de P. J. T., gentilhomme de lettres (1928); E. O. Walzer, P. J. T., diss., Lausanne (1949).
