Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

PAPEGAAIEN

betekenis & definitie

vormen de orde Psittaci onder de vogels*. De schedel is desmognaath (z vogels), de verhemeltebeenderen zijn vleugelvormig naar beneden uitgebreid.

Ook is de schedel zeer beweeglijk, in zoverre dat de sterk hoekvormige bovensnavel ten opzichte van de rest van de schedel op- en neergaande bewegingen kan maken. Er is een washuid aanwezig, zoals bij de Roofvogels. Het borstbeen heeft meestal één venster. Sleutelbeenderen gereduceerd. Twee tenen zijn naar voren en twee tenen naar achteren gekeerd, de voet is derhalve een grijpvoet, waarmede deze vogels, tevens gebruik makende van hun snavel, goed kunnen klimmen. De meeste soorten zijn dan ook boomvogels.

Zij bewonen alle werelddelen, met uitzondering van Europa, waar zij echter in oudtertiaire tijden voorkwamen. Bij de oude schrijvers werden ze o.m. vermeld door Callimachus, Plutarchus en door Aristoteles, Hist. Animal, 597b-25. De meeste komen tussen de keerkringen voor. Hun voedsel bestaat vnl. uit vruchten en zaden.De papegaaien nestelen in boomgaten, holen en rotskloven of op de grond en het wijfje legt 2-10 gladde, witte, ronde eieren.

De verdeling dezer orde in families is moeilijk. Men kan onderscheiden: de borsteltongigen (Trichoglossidae), waarbij de tongpunt een aantal fijne hoorndraden draagt, en de eigenlijke papegaaien (Psittacidae), die een gladde tong hebben. Tot de eerstgenoemde behoren: 1. Nestorpapegaaien, gekenmerkt door een krachtige, zijdelings sterk samengedrukte, gegroefde bovensnavel. Van de 6 bekende soorten zijn twee in historische tijd uitgeroeid; van de vier overige (op Nieuw-Zeeland voorkomend) zijn de bekendste de Kaka (Nestor meridionalis) en de Kea (Nestor notabilis). Zij nuttigen ook dierlijk voedsel. Berucht is vooral de Kea die de gewoonte heeft aangenomen sinds schapen in N.-Zeeland zijn ingevoerd, gaten in het lijf dezer dieren te vreten. 2.

Lori’s, gekenmerkt door een zijdelings samengedrukte, doch niet gegroefde bovensnavel en zeer bont gekleurde veren. Men treft deze vogels in het O. van de Indische Archipel, in Australië en in Polynesië aan. Van de breedstaardlori’s met lange, spitse vleugels en korte afgeronde staart is de Zwartkoplori (Lorius domicella) van Ambon en Ceram de bekendste vertegenwoordiger. De Wigstaartlori’s leven vnl. op het vasteland van Australië. Op de trek verenigen zich deze vogels tot verbazend grote troepen. Tot de eigenlijke papegaaien behoren 3 onderfamilies: 1.

Uilpapegaaien. Deze omvatten slechts één geslacht (Stringops), dat op Nieuw-Zeeland aangetroffen wordt. De Kakapo of Uilpapegaai (S. habroptilus) is hoofdzakelijk een nachtvogel. Hij vliegt zeer slecht; eigenlijk kan hij alleen fladderen. 2. Kakatoes, gekenmerkt door een beweegbare kuif op de kop. Hun grootste vormenrijkdom hebben deze vogels in Australië; verder treft men hen op de Salomonseilanden, de Philippijnen en in het O. van de Indische Archipel (westelijk tot op Lombok en Celebes) aan.

Op Nieuw-Guinea en omliggende eilanden vindt men de Ararakakatoe (Proboseiqer aterrimus), met een verbazend zware en sterke, tot een halve cirkel gekromde bovensnavel, een kuif van lange, zwarte veren, en naakte wijnroodgekleurde wangen. De Molukkenkakatoe (Cacatua moluccensis) van Ambon en Ceram is met een Australische verwant de grootste van zijn geslacht; de veren zijn wit gekleurd, doch met een lichtrose waas overtogen. Eén van de fraaiste Australische soorten is de Inkakakatoe (Cacatua leadbeateri) met een wit en rose gekleurd vederkleed. De veren van de kuif zijn rood aan de basis, geel in het midden en wit aan de top. 3. Papegaaien i.e.z. Deze onderscheiden zich van de Uilpapegaaien door het bezit van een hoge kam op het borstbeen, en van de kakatoes door het ontbreken van een beweegbare kuif.

Men treft hen in Australië, de Indische Archipel, Zuid-Azië. Afrika en Amerika aan. Wij noemen van deze onderfamilie de volgende: De Dwerg- of Spechtpapegaaien (Micropsitta) zijn gekenmerkt door hun zeer geringe grootte, een krachtige snavel en een afgeronde staart. Op Nieuw-Guinea hebben deze vogels het centrum hunner verspreiding; verder treft men hen op enige omliggende eilanden aan. De Arara’s of Ara’s behoren tot de grootste papegaaien. Zij hebben een geweldig dikke snavel, lange spitse vleugels en een zeer lange staart.

Zij zijn bijna alle groen, rood of blauw gekleurd. Hun verspreidingsgebied omvat het noordelijk deel van Zuid- en Centraal-Amerika. Hiertoe behoren o.a. de Hyacinth-ara (Anodorhynchus hyacinthinus) uit Noord-Brazilië en de Arakanga (Ara macao) uit Centraal- en Zuid-Amerika; de laatste bereikt een lengte van 86 cm. De Amazone- of groene papegaaien zijn zeer gedrongen van gestalte, hebben een grote, sterk gekromde snavel, korte vleugels en een korte afgeronde staart. Het centrum hunner verspreiding ligt aan de Amazone-rivier. De Carolina-parkiet (Conuropsis carolinensis) is de enige papegaai, die in Noord-Amerika leefde.

Vroeger kwam hij tot 43o N.Br. voor; tegenwoordig is hij vermoedelijk uitgestorven. De meeste aanleg om te leren spreken heeft de Jako (Psittacus erythacus), een asgrauwe vogel met rode staart en zwarte snavel uit West- en Midden-Afrika. De welbekende Inséparables (Agapornis) onderscheiden zich door geringe grootte, een gedrongen lichaamsbouw en een korte, afgeronde staart. Men treft hen in Afrika en op Madagascar aan. Hun naam hebben deze vogels te danken aan hun grote neiging tot gezelligheid, die zich vaak openbaart, doordat zij zich tegen een soortgenoot aandrukken en deze liefkozen.

< >