van Griekse schrijvers in de Middeleeuwen overgenomen muziekterm, welke betekent
1. muziekinstrument;
2. meer bijzonder orgel (doorgaans in meervoudsvorm organa);
3. vormen van primitieve meerstemmigheid in Europa (9-12de eeuw).
Middeleeuwse schrijvers gebruiken voor laatstgenoemde vormen meerdere benamingen (diaphonia, concentus, succentus, discantus) dooreen. Als compromis doet men het beste te spreken
a. van parallel-organum (nl. in kwart, kwint resp. in octaafverdubbeling); b. van gelijkzwevend-organum met kwart als hoofd-interval, doch met toelating van prime, secunde en terts;
c. van syllabisch organum, d.w.z. samenklanken op elke tekstsyllabe, waarvan prime, kwart, kwint en octaaf de belangrijkste zijn;
d. van melismatisch organum, waarbij tegen de gegeven, met lange toonduur gezongen tonen van de hoofdmelodie of Cantus Firmus een beweeglijke, melismatische tegenstem werd geplaatst.
Deze opsomming geeft tegelijk de historische evolutie der middeleeuwse meerstemmigheid; de vorm a werd ontleend aan de antieke muziektheorie, de vorm c werd grondslag voor de verdere ontwikkeling der Europese meerstemmigheid.