de, naam van een Vlaamse beeldhouwersfamilie, afkomstig uit Kamerijk die werkzaam is geweest in Vlaanderen, de provincie Utrecht en in Kampen. Wij noemen:
Colijn (Willemsz.), ook Colijn van Camerijck of van Utrecht genaamd (Kamerijk ca 1505 - Utrecht tussen 1554 en 9 Nov. 1558), werd poorter te Utrecht in 1530 en is de maker van de schoorsteenmantel in het Stadhuis te Kampen(1543-1545); in renaissancestijl uitgevoerd; ook schrijft men hem toe de fraaie friezen uit het vroegere stadhuis van Utrecht (thans in het Centraal Museum aldaar).
Jacob Colijn(sz.), zoon van de voorgaande (Utrecht ca 1535-8 Mrt 1601), voor het eerst genoemd in 1568 te Utrecht in de rekeningen van de Buurkerk als maker van het „sacramentshuis” (tabernakel). Hij maakte de graftombe voor de in 1585 overleden Godard (Goert) van Reede van Saesveld in de kerk te Amerongen, waarvan slechts twee beschadigde beelden, van de overledene en diens vrouw, zijn bewaard gebleven.
Robert (Colijns), zoon van de voorgaande wiens patroniem hij soms bij zijn achternaam voegde (Utrecht ca 1570 - Antwerpen kort na 9 Juli 1636), verkreeg in 1593 poorterrecht te Antwerpen, was sinds 1604 beeldhouwer van de aartshertogen Albert en Isabella en vervaardigde graftomben en heiligenbeelden voor verschillende kerken in Vlaanderen, evenals
Andries (Colijns), neef van de voorgaande (Antwerpen ged. 2 Dec. 1598-27 Oct. 1638), deken van het St Lucasgilde te Antwerpen 16281629.
Lit.: R. Ligtenberg, Materialen voor een studie over de beeldhouwers de N. en hun werken, in: Oud-Holland, XXXVI (1918); Cat. v. h. Hist. Museum der stad Utrecht (1928), no348; Thieme Becker's Künstler-Lexikon, XXXV (1931), waar Colijn en Jacob worden verward