eigenlijk Aboe Mohammed Ilyas ibn Yoesoef, een der grootste Perzische dichters (Gandja, nu Elizabethpol, in Transkaukasië, 1140/’41-1202/’03), leefde aan het hof van de Seldjoekische atabek van Azerbeidsjan. Zijn hoofdwerk zijn vijf romantisch-epische gedichten, die na zijn dood in een cyclus, genaamd Chamsa („de Vijf”) bijeengebracht zijn.
Zij zijn getiteld Machzan al Asrar, Ghusraw u-Sjirin, Laila u-Madjnün, Sikandarname, Haft Paikar en behandelen op didactischmystieke wijze oude sagenstof. Het 4de gedicht is de Oosterse versie van de legendes omtrent Alexander de Grote. Deze gedichten hebben een buitengewoon grote invloed op de latere dichtkunst in Perzië en ook op de Turkse poëzie gehad. Van Nizami is ook een Diwan bewaard. Verschillende van de gedichten der Chamsa zijn in het origineel uitgegeven of vertaald.Bibl.: Chusraw u-Sjirin, Duitse vert. d. J. v. Hammer (1809); Laila, Eng. vert. d. J. Atkinson (1836); Sikandar-name, Eng. vert. d. H.
W. Clarke (1881); Haft Paikar, Transl. with a Gomm. by G. E. Wibson, 2 dln (London 1924), hrsg. v. H. Ritter u.
I. Rypka (Prag 1934); Choix de vers tirés de la Khamsa de N., publ. p. M. Th. Houtsma (Leiden 1921).
Lit.: E. G. Drowne, A Literary Hist. of Persia, II (Cambridge 1928).