(Wilhelm), Deens componist (Kopenhagen 22 Febr. 1817 -21 Dec. 1890), studeerde bij Wexschall, Berggreen en Weyse, werd op zijn 16de jaar benoemd als violist in het koninklijk orkest; als componist deed hij het eerst van zich spreken met zijn ouverture Efterklange af Ossian, waarmee hij in 1841 de prijs van de Kopenhaagse Muziekvereniging won. Dit succes bezorgde hem een koninklijk stipendium, dat hem in staat stelde te Leipzig te studeren en naar Italië te reizen.
Mendelssohn en Schumann interesseerden zich voor de jongeman, zozeer zelfs dat hij bij zijn terugkeer uit Rome naast Mendelssohn benoemd werd als dirigent van de „Gewandhaus”-concerten en als leraar aan het conservatorium. In 1847, na Mendelssohn’s dood, werd hij zelfs diens opvolger, tot de Deens-Duitse vijandelijkheden in 1848 hem naar Kopenhagen terugvoerden. Spoedig vond hij hier een functie als dirigent en als mededirecteur van het conservatorium. Afgezien van reizen als gastdirigent (o.m. ook naar Amsterdam) bleef Gade tot zijn dood te Kopenhagen werkzaam, waar hij het muziekleven tot grote bloei bracht en tal van officiële eerbewijzen ontving.
Als componist stond hij zeer onder invloed van Schumann en Mendelssohn.Bibl.: Gade schreef: 8 symphonieën, 6 ouvertures, 2 suites, een vioolconcert, 4 novelletten voor strijkorkest, een octet, een sextet, een kwintet, 2 trio’s, 4 vioolsonates, een pianosonate en talrijke kleinere stukken voor piano, 14 cantates, liederen en een opera.
Lit.: Ch. Kjerulf, N.W. Gade (Kobnhavn 1917); W. Bellend, N.
G. (1918); Minder om G. (Kobnhavn 1930).