(1, of Neufchâtel; in het Duits Neuenburg geheten), kanton van Zwitserland, groot 780 km2 met (1941) 117 900 inw., van wie 85 pct R.K. en 15 pct Prot.; is voor 85 pct Frans, 12 pct Duits en 3 pct Italiaans sprekend, grenst in het W. aan Frankrijk, terwijl het in het Z.O. door de Thièle en het Meer van Neuchâtel gescheiden is van Bern, Freiburg en Waadt.
Het Juragebergte verheft zich uit de smalle kustvlakte van het meer, zodat het land verdeeld wordt in het vlakke, met wijngaarden bedekte Bas (Benedenland) of Vignoble (Wijnland, van 430-700 m), les Vallées (700-900 m) en in de Montagnes (900-1050 m). De spiegel van het meer ligt op 432 m hoogte. De hoogst gelegen plaatsen zijn er Le Locle (925 m), La Chaux de Fonds (992 m), La Sagne (1043 m) en La Brévine (1046 m). De Jura verheft zich in de Tête de Rang tot 1423 m, in de Creux du Van tot 1465 m en in de Mont Racine tot 1442 m, doch is meer toegankelijk bij de 1172 m hoge Chaumont.
Dit kanton behoort hoofdzakelijk tot het stroomgebied van de Thièle en voor een klein deel tot dat van de Doubs. Het klimaat is al naar de hoogte zeer verschillend. In de lagere streken oogst men uitmuntende soorten van wijn. Op de bergen bloeit de veeteelt en in de dalen ook de landbouw. De forellenteelt is er eveneens van belang (z steeltinrichtingen). Hout en steenkolen worden ingevoerd.
Er zijn vele steengroeven. Bij Travers komt een asfaltlaag voor ter dikte van 2 tot 8 m; zij ligt tussen de kalkbeddingen van het Benedenkrijt en levert jaarlijks ongeveer 30 000 ton asfalt. De bevolkingsdichtheid is 147 inw. per km2. Naast de handel en andere takken van nijverheid vormt vooral de uurwerkindustrie een belangrijk middel van bestaan. Vakscholen voor dit bedrijf vindt men te Le Locle, La Chaux de Fonds, Neuchâtel, Fleurier en Couvet. Verder zijn er o.a. de fabriek van electrische kabels te Neuchâtel en de grote chocoladefabrieken van Suchard te Serrières en van Klaus te Le Locle. De grote fabrieken in de Jura exporteren hun waren naar alle landen.
Volgens de tegenwoordige grondwet (van 21 Nov. 1858; het laatst in 1917 gewijzigd) vormt het kanton Neuchâtel een democratische staat. De wetgevende macht is bij de Grote Raad (Grand Conseil). De uitvoerende macht is er in handen van een voor de tijd van drie jaren gekozen Staatsraad (Conseil d’Etat) van vijf telkens herkiesbare leden. Het kanton is verdeeld in 6 districten en vormt een enkel kiesdistrict met 6 mandaten voor de Nationale Raad. De hoofdstad is Neuchâtel.
GESCHIEDENIS
In 1011 wordt Novum castellum voor het eerst in een oorkonde vermeld. Het gebied maakte toen deel uit van het koninkrijk Bourgondië en kwam daarmee in 1032 aan het Roomse Rijk; het vormde een graafschap, waarmee in 1579 het graafschap Valangin werd verenigd. Het stadsrecht van Neuchâtel dateert waarschijnlijk van 1214. Van 1504-1707 behoorde het graafschap (later prinsdom) aan de hertogen van Orléans-Longueville, maar toch was de beïnvloeding uit Zwitserland sterker dan die uit Frankrijk. Door de invloed van Bern werd in 1530-1533 door Farel de Gereformeerde godsdienst ingevoerd. Bij de Vrede van Munster werd Neuchâtel erkend als vrij en souverein vorstendom, dat echter met het Eedgenootschap door een overeenkomst van wederzijdse bescherming verbonden was.
In 1707, bij het uitsterven van het huis Longueville, kozen de Stenden koning Frederik I van Pruisen tot vorst. Tot 1848 bleef het vorstendom in personele unie met Pruisen verbonden, behalve van 1806-1813, toen Napoleons maarschalk Berthier het bezat. In 1814 werd het echter tevens als 21ste kanton met Zwitserland verbonden en kreeg het een „charte constitutionelle”, die de macht van de Pruisische koning beperkte. Er ontstond een liberaal-republikeinse beweging, die de personele unie wenste te verbreken. Pogingen hiertoe in Sept, en Dec. 1831 mislukten nog. Maar in Mrt 1848 werd de monarchie afgeschaft en een republikeinse grondwet aangenomen, die door Zwitserland gewaarborgd werd.
De Londense gezantenconferentie van 1852 erkende wel is waar de wettigheid van de protesten van koning Frederik Willem IV en de Conservatieven waagden op 2 Sept. 1856 een opstand (Neuenburger Putsch), maar deze werd gedempt. Onder bemiddeling van Napoleon III kwam een overeenkomst tot stand, waarbij de Pruisische koning van zijn rechten afstand deed (1857). Sedertdien werd Neuchâtel een volwaardig lid van de Zwitserse bondsrepubliek. In 1858 werd de constitutie gewijzigd, in 1879, 1882, 1906 en 1917 weer, telkens in democratische zin.
Lit.: F. A. Jeanneret en J. H. Bonhôte, Biographie neuchâteloise (2 dln, 1863); J. Jeanjaquet, Traités d’alliance et de combourgeoisie de N. avec les villes et cantons suisses, 1290-1815 (1923) ; J.
Boyve, Annales hist. du comté de N. et Valangin (1854 e.v.); Quartier-La Tente, Le Canton de N. (4 séries, 1894-1928); F. de Chambrier, Hist. de N. et Valangin jusqu’à l’avènement de la Maison de Prusse (1840); G. Reutter. Le rôle joué par le comté de N. dans la politique suisse. Hist. diplom, et militaire, 1474-1500 (1942); Grandpierre, Hist. du canton de N. sous les rois de Prusse 1707-1848 (1889); Luginbühl, Die neuenburger Frage, ihre Entstehung und Lösung (Schweizerisches Jahrbuch, 1906); A. Piaget, Hist. de la révolution neuchâteloise (4 dln, 1909-1925); P. de Vargas, L’Affaire de N. 1856-57 (1913); H. Favre, N.’s Union mit Preussen (1932); D.
Vouga, Préhistoire du pays de N. (1944); K. Meyer, Der N.-Konflikt 1856-57 (1945)
(2), hoofdstad van het gelijknamige Zwitserse kanton met (1952) 28520 inw. (Protestants; Frans sprekend), is een verkeersknooppunt (naar Bern, Bazel, Lausanne en Genève) en ligt aan de N.W.-oever van het Meer van Neuchâtel, terrasvormig tegen de helling van de begroeide Chaumont ( 1172 m). De stad was van oudsher meer een centrum van wetenschap en kunst dan van handel en industrie. De handel en industrie is in de laatste tijd vrij belangrijk geworden (industrie van chocolade, uurwerken, bijouterieën en electrische apparaten). Elk jaar wordt er een voorjaars industrie- en handelsbeurs gehouden. De stad heeft een universiteit met 4 faculteiten (geen medische), een sterrenwacht, een hogere handelsschool, een natuurhistorisch museum en een ethnografisch museum, een geologisch instituut, de Challandeverzameling van opgezette Alpendieren, een muziekconservatorium en pensionaten van jongens en meisjes. Verder zijn er een aantal oude bouwwerken, zoals het oude 12de-eeuwse kasteel, thans de zetel van het kantonnale bestuur, en de slotkerk. Druk bezocht worden de Gorge, waar de Arense uit het Traversdal komt, en de top van de Chaumont, die met een kabelbaan bereikt kan worden.
Lit.: M. Jeanneret, Un siècle d’artà N.(1942) ; A. Lombard, N. (1945); Ch. Guyot, N. (1946); N. et la France à travers les âges (1947).