is de meest bekende voorstelling onder de verschillende vergelijkingen en beelden, die St Paulus gebruikt om de zichtbaar-onzichtbare werkelijkheid van de Kerk te beschrijven, waardoor zij niet alleen getuigenis maar ook voorwerp is van geloof. De Kerk vormt één lichaam in Christus (Rom. 12:5) of een lichaam dat Christus is : daarom mag er geen verdeeldheid tussen haar ledematen heersen (1 Cor. 12 : 12 v.v.).
Christus is tevens haar Hoofd in levensgemeenschap, omdat Hij de leider en aanvoerder is (Col. 1 : 18) en vooral omdat Hij de levensbron is die allen vervult (Eph. 1 : 22-23). Nieuwe leden treden toe door het doopsel, inlijving van de gelovige in de gestorven en verrezen Christus, waardoor hij sterft aan de zonde en het genadeleven ontvangt (Rom. 6 : 3-4 en 8-11). Hier op aarde wordt die levenseenheid onderhouden door de Eucharistie, die bij uitnemendheid het brood der eenheid wordt genoemd (1 Cor. 10 : 16-17). Dat alles geschiedt onder de invloed van de H. Geest, die overvloedig in ons door Christus wordt uitgestort (Tit. 3 : 5-6), in zoverre dat de uitdrukkingen „leven in Christus” en „leven in de Geest” practisch gelijkluidend zijn. Doch leven is groeien: daarom groeit ook de Kerk in genade onder leiding van de door de Heer ingestelde hiërarchie (Eph. 4:11 v.v.), zelfs ten gevolge van beproeving en lijden (Col. 1 : 24). Doch dit alles is voorlopig geloofsgeheim: pas later zal het volledig openbaar worden (Col. 3 : 1-4).Sint Jan gebruikt eigen beelden en uitdrukkingen om dezelfde waarheid te beschrijven. Het Woord, dat licht en leven is, wordt mens om ons het goddelijk zoonschap te schenken (Joh. 1:1 v.v.). Daartoe moet de mens herboren worden van hierboven, met name uit water en geest in het doopsel (3 : 2 v.v.). Hij moet ook het Lichaam van Christus nuttigen en zijn Bloed drinken in de eucharistische offerspijs (6 : 53 v.v.). Zo groeit hij in Christus als de tak op de stam van de mystische wijngaard (15 : i v.v.). „Lichaam” en „wijngaard” zijn een half figuurlijke, half letterlijke beschrijving van onze gemeenschap in Christus. Elk van ons blijft een afzonderlijke persoonlijkheid, doch wij worden in de gemeenschap der heiligen door dezelfde H. Geest bezield.
PROF. DR MAG. G. PHILIPS
Lit.: E. Mersch, Le Corps Mystique du Christ, 2 dln (Bruxelles 1936) J Idem, Théologie du C. M., 2 dln (Bruxelles 1944); F. Jürgensmeier, Het Mystiek Lichaam van Christus (Den Bosch 1936); Paus Pius XII, Encycliek Mystici Corporis (1943).