Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Mathias (Hubertus) KEMP

betekenis & definitie

Nederlands schrijver (Maastricht 31 Dec. 1890). Na achtereenvolgens plateelschilder, bibliothecaris, adjunctsecretaris der Kamer van Koophandel te zijn geweest, ging hij naar het uitgeversbedrijf over.

Ook is hij redacteur geweest van Limburgse weekbladen en tijdschriften. Zijn gehele oeuvre vertoont een romantische inslag. Zijn poëzie is van een heftig en exuberant karakter, waarbij overdaad de keerzijde is van een onmiskenbare originaliteit. In de Limburgse emancipatie heeft hij een belangrijk aandeel.Bibl.: Lyriek: Het wijnroode uur (1916); Naar den uchtend (1917); De vreemde vogel (1919); De zeven broeders (1921); Ravijnen (herdr. der drie vorige bundels, 1922); Stroomversnellingen (1924); Doortocht (1925); Het kwellende wonder (1936); Seringen en schroot (1939); Onder de rosse komeet (1945) J Zalig de zachtmoedigen (1945); Schimmen uit het plutonium (1949). Proza: Zeven boomen opgezet (1918); Een verwarde liefde (1919); Sterren, musschen en ratels (1929); De bonte storm, een carnavalsroman (1929); Vallende vogels (1934) ï He felle novene. Dramatisch: De groote drijver (1927). Voorts: Geschiedenis van Limburg (1934); De Limburgsche mijnen in oeconomisch en sociaal opzicht (1935).

< >