Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Marie desmares CHAMPMESLÉ

betekenis & definitie

gen. la, (Rouaan 1641 -Auteuil 15 Mei 1698), beroemd Frans toneelspeelster, maakte met haar man, Charles Chevillet Champmeslé, deel uit van de troep van het Théâtre du Marais, daarna van die van het Hôtel de Bourgogne, die lange tijd geleid werd door Valleran-Lecomte en van Lodewijk XIII het recht kreeg zich „Troupe royale” te noemen. Zij was zeer beroemd in haar tijd.

Zij speelde hoofdrollen in treurspelen, vooral in die van Racine, met wie zij ze instudeerde; zij debuteerde in de rol van Hermione en speelde ook Bérénice, Monime, Iphigénie, Phèdre. De verhouding tot Racine werd weldra intiem; trouwens over haar particuliere leven regende het epigrammen. Zij bleef spelen tot 1697. Overeenkomstig in de 17de eeuw nog algemeen gangbare opvattingen moest zij op haar sterfbed haar kunst afzweren, alvorens haar de laatste sacramenten werden toegediend.

Toen zij in 1669 in het Théâtre du Marais kwam, na in de provincie gespeeld te hebben, kreeg zij lessen in dictie en declamatie van Laroque. De tijdgenoten prijzen vooral haar mooie stem; de wijze waarop zij deze gebruikt, door nl. het muzikale element naar voren te brengen, doei nog lang haar invloed gelden op het Franse toneel. Boileau heeft haar bezongen en La Fontaine heeft haar zijn novelle Belphégor opgedragen.DR G. G. ELLERBROEK

Lit.: E. Mas, La Champmeslé (Paris 1927).

< >