geb. Doorlaeghe, Vlaams dichteres (Diksmuiden 25 Oct. 1803 Kortrijk 1878), was de dochter van een eenvoudigen pottenbakker en werd in 1826 bij een prijskamp voor poëzie te Yperen met goud bekroond.
Na de afscheiding van België is zij gedurende lange tijd de meest populaire onder de Vlaamse dichters geweest. Zij bestuurde levenslang een kruidenierswinkel, ook nadat zij in 1836 getrouwd was met den verloskundige Van Ackere te Kortrijk. Haar poëzie weerspiegelt de gevoelens van de kleine middenstand en stond onder invloed van Tollens. Haar bundel Madelieven van 1840 bracht diepe indruk teweeg. Haar werk was, toen Gezelle reeds volop schreef, ook in Noord-Nederland het meest gelezen dichtwerk uit Vlaanderen. De schoone kunsten in België, gedicht, 1857; Winterbloemen, 1868; Najaarsvruchten, 1869; Vreemde Harpen, vertaalde poëzie, 1873; Nieuwe dichtbundel, 1873.