(Lizzy Ansingh), Nederlands schilderes (Utrecht 13 Mrt 1875), stammend uit een kunstenaarsfamilie, genoot haar voornaamste opleiding op het atelier van haar tante, de mondaine portretschilderes Thérèse Schwartze, zuster van de beeldhouwster Georgine Schwartze, en tevens aan de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam, o.m. van de professoren Dake, Van der Waay en Allebé. Haar grootvader was John George Schwartze, de kunstschilder uit Philadelphia.
Lizzy Ansingh was de dochter van den Amsterdamsen apotheker Edzard Ansingh, en van Aletta Sissingh, geboortig uit een dokters- en apothekersgeslacht.Haar voornaamste kracht ligt in de donkerkleurige poppenverbeeldingen: zij ziet het hele leven met alle acties en passies, gespeeld door poppen. Daarnaast schildert zij portret- en sierlijke dierstukken, vooral van exotische vogels en vissen. Tot haar bekendste werken worden gerekend: Het gele gevaar, De zeven hoofdzonden, Het verzonken beeldje, Verstooten en Ontwaakt, de laatste twee in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Na de dood van haar tante Thérèse schilderde zij het ontroerende Uitvaart van Thérèse Schwartze's palet. Ook schilderde zij portretten van H.K.H. Prinses Juliana. In de rij der „Amsterdamse Jofferen” neemt zij een erkend eerste plaats in en wordt dan ook de „prinses der schilderessen” genoemd.
Zij is jury-lid van de grote kunstenaarsverenigingen „Arti et Amicitiae” en „Sint Lucas”. Albert Plasschaert bezorgde een map reproducties uit haar werk met begeleidende tekst.