Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Marcellus EMANTS

betekenis & definitie

Nederlands letterkundige (Voorburg 12 Aug. 1848 - Baden, Zwitserland, 14 Oct. 1923), studeerde korte tijd te Delft, daarna te Leiden, maar wijdde zich na zijn candidaatsexamen in de rechten geheel aan de literatuur. Door zijn grote bereisdheid, zijn aristocratische aard en zijn cosmopolitische belangstelling was hij tussen 1870 en 1885 een van de weinigen die in kortstondige tijdschriften als Spar en Hulst en De Banier de provinciale sfeer van de toenmalige letteren verbraken en aldus het naturalisme van De Nieuwe Gids voorbereidden.

Zijn epische gedicht Lilith (1879) verwekte een zekere opschudding wegens de anti-Christelijke interpretatie van het scheppingsverhaal; zijn tweede epos: Godenschemering (1883) is in de vorm van een indrukwekkend stuk Germaanse mythologie, waarbij de figuur van Loki karaktertrekken heeft aangenomen van de Gr. Prometheus, in wezen een krachtige belijdenis van wijsgerig rationalisme. Door de overheersing van de lyriek bij de Tachtigers bleef de uitzonderlijke betekenis van deze beeldende en verhalende poëzie lang onderschat.Ofschoon blijkens zijn vroegste publicaties nogal romantisch van aanleg, heeft Emants zich als naturalistisch prozaïst onderscheiden door een uiterst koele zakelijkheid van psychologische ontleding, een pessimistische, met Schopenhauer verwante, levensbeschouwing en een sobere, zuivere stijl zonder de vermoeiende en snelverouderde experimenten van het impressionnisme. Zijn artistieke verbeelding verbond zich met een natuurwetenschappelijk inzicht in mens en maatschappij, tot een geheel eigen en meesterlijke eenheid: romans als Een nagelaten bekentenis (1894) of Inwijding (1901) doen in hun benauwde wetmatigheid niet onder voor het allerbeste van Couperus.

Een bijzondere belangstelling bezat Emants voor het toneel. Na enige historische drama’s en een enkel blijspel schreef hij vnl. realistische stukken, die evenals zijn romans de wanhopige en uitzichtloze grauwheid van het burgerlijk bestaan tot inhoud hebben. Vaak cynisch en persiflerend, mist dit toneelwerk het monumentale van Emants’ proza; tot ergernis van de auteur heeft het beroepstoneel er maar weinig aandacht aan besteed; verscheidene stukken zijn onder leiding van de schrijver door dilettanten opgevoerd. Zijn interessantste drama Dokter Ahasverus (in Groot Nederland 1927, maar reeds vóór 1918 ontstaan), een stuk met een sterke symbolische inslag, bleef ongespeeld.

DR G. STUIVELING

Bibl. (voornaamste werken): Juliaan de Afvallige (1874); Een drietal novellen (1879); Lilith (1879); Godenschemering (1884); Juffrouw Lina (1888) ; Adolf van Gelre (1888) ; Een nagelaten bekentenis (1894); Een kriezis (1898); Vijftig (1899); Inwijding (1901) ; Waan (1905) ; Loki (1906) ; Domheidsmacht (1907) ; Liefdeleven (1915); Om de mensen (1917).

Lit.: F. Boerwinkel, De levensbeschouwing van M. E., diss. Utrecht (Amsterdam 1943); B. Hunningher, Toneel en werkelijkheid (1947)*

< >