Duits wiskundige (Königsberg 22 Apr. 1811 - München 4 Aug. 1874), leerling van Jacobi*, wiens werk hij (op meetkundig gebied) voortzette. Hij bekleedde achtereenvolgens te Königsberg (1840-1856), te Halle (1856-1857) en te Heidelberg (1857-1869) het professoraat in de wiskunde.
Vooral de theorie der algebraïsche krommen en oppervlakken werd door hem op bijzonder fraaie wijze behandeld.Bibi.: Ueber die Oberfläche 2. Ordnung (Crelle’s Journ. 1838); Ueber die Constanten der Oberflächen 2. Ordnung, von welchen beliebige neun Punkte gegeben sind (ibid. 1842); Vorlesungen über die analytische Geometrie enz. (1861, 1865); Reciprocität der Sätze über das Hexagramma mysticum (Crelle’s Journ. 1868); Das Problem der drei Körper (ibid. 1872); Vorlesungen aus der analytischen Geometrie der Kegelschnitte (1874; 4de dr., 1906).
