Romeins patriciër, werd met toestemming van Sul la, hoewel hij tot diens tegenstanders behoorde, voor 87 v. Chr. tot consul gekozen, evenwel onder de bezworen verklaring, dat hij de bestaande instellingen zou handhaven.
Nauwelijks had hij zijn ambt aanvaard, toen hij Sulla door een tribuun deed aanklagen. Deze echter vertrok ongehinderd als opperbevelhebber in de oorlog tegen Mithridates naar Azië. Na zijn vertrek stelde Cinna voor Marius terug te roepen en de bondgenoten als gelijkgerechtigde burgers te behandelen. Hierdoor ontstond strijd, en Cinna werd uit Rome verdreven.
Hij verzamelde troepen, riep Marius en de overige ballingen terug en noodzaakte Rome zich over te geven, waarop ter bevrediging der wraakzucht van Marius een vreselijk, dagenlang voortgezet moordtoneel volgde. Op eigen gezag bekleedde hij met Marius het consulschap over het jaar 86 v. Chr. en deed na diens dood Lucius Valerius Flaccus en voor het volgende jaar Gnaeus Papirius Carbo tot zijn ambtgenoot kiezen. Met laatstgenoemde behield hij ook in 84 het consulaat.
Op het bericht, dat Sulla uit Azië terugkeerde, maakte Cinna zich gereed, hem in Griekenland tegemoet te trekken, doch zijn soldaten weigerden hem te volgen en brachten hem in een oproer om het leven.Lit.: H. Bennett, Cinna and his times (Menasha 1923).