Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Louis LAVELLE

betekenis & definitie

Frans wijsgeer (St Martin de Villeréal 15 Juli 1883 - Parrauquet 1 Sept. 1951), stichtte in 1934 met René Le Senne een serie wijsgerige uitgaven onder de titel Philosophie de l’esprit. De bedoeling van deze serie was tegenover het heersend positivisme de aandacht te vragen voor de metaphysica. In deze richting ging reeds geheel het werk van Lavelle, die met Gabriel Marcel, Nicolaï Hartmann, Karl Jaspers en Martin Heidegger behoort tot de denkers, die rond 1925 opnieuw de aandacht vestigden op de fundamentele betekenis van de zijnsvraag.

Lavelle doet dit in zijn De l’Etre (1928), het eerste deel van La dialectique de l’éternel Présent, dat nog vier delen zou omvatten nl. De l’Acte (1937), Du temps et de l’éternité (1945), De l’âme humaine (1951) en De la sagesse. De grondgedachte van dit werk is, dat zowel het ik als de wereld (kosmos) deel hebben aan een act, die laatste grond is van al het zijnde. In deze participatie ligt zowel de grond voor de eenheid van alle zijn als voor de betrekkelijkheid van alle eindige zijn t.a.v. het absolute Zijn, d.i. God. Met deze gedachte plaatst Lavelle zich in de lijn van denkers als Plotinus, Augustinus, Dionysius, Bonaventura, Thomas van Aquino, Eckhart, Cusanus, Spinoza, Malebranche, Maine de Biran, die sinds Plato de gedachte der participatie steeds verder hebben uitgewerkt.In zijn studiejaren te Lyon en Parijs is Lavelle sterk beïnvloed door Kant en Bergson. Daaraan voegde zich later de invloed toe van Hamelin. Brunschvicg en Blond el. Lavelle’s wijsbegeerte is geheel geïnspireerd vanuit de traditie van het Franse spiritualisme, die gevestigd door Descartes, Pascal en Malebranche via Maine de Biran de 19de eeuw bereikt. In de lijn van deze traditie ligt ook Lavelle’s belangstelling voor vragen van algemeen-menselijke aard. Niet alleen zijn hoofdwerk is hiervan doortrokken, doch zij uitte zich ook in het schrijven van populaire en toch diepgaande moraliserende werken. Een inleiding tot een systematische uitbouw van het vraagstuk der waarden gaf Lavelle in zijn Théorie générale de la valeur (1951). In zijn Introduction de l’ontologie (1947) bepaalde hij zijn positie t.a.v. het existentialisme, waar hij wel is waar mee verwant is, maar door zijn harmonische levensvisie tegelijkertijd toch sterk van onderscheiden. In 1941 volgde Lavelle Edouard Le Roy op als hoogleraar aan het Collège de France op de zetel, die voor Le Roy Bergson had bezet.

DR B. M. I. DELFGAAUW

Bibl. (beh. de reeds gen. werken): La dialectique du monde sensible, diss. Paris (1922); La perception visuelle de la profondeur, diss. Paris (1922); La conscience de soi (1933); La Présence totale ( 934); L’erreur de Narcisse (1939); Le mal et la souffrance (1940); La parole et l’écriture (1942); Les puissances du moi (1948); Quatre Saints (1951).

Lit.: B. Delfgaauw, Het spiritualistisch existentialisme van L. L., diss. Amsterdam (1947).

< >