pseud. voor Leib Bronstein, Russisch revolutionnair politicus en schrijver (Janowka, bij Jelisawetgrad, gouv. Cherson, Europees Rusland, 7 Nov. 1879 - Coyoacan, Mexico, 20 Aug. 1940), was de zoon van een Joods kolonist.
Reeds als student wegens revolutionnaire werkzaamheid gearresteerd en in 1899 naar Wercholensk (Oost-Siberië) gedeporteerd, wist hij in 1902 naar Engeland te ontvluchten.Bij de splitsing in de sociaal-democratische partij op het Londense congres in 1903 (z bolsjewisme) sloot hij zich bij de mensjewiki aan, doch nam later bijna steeds een centrumpositie tussen beide uitersten in. In de Revolutie van 1905 (z Russische revolutie) werd hij voorzitter van de eerste sovjet van Petersburg, doch kort daarop weer gevangengenomen en naar Berezow (gouv. Tobolsk) verbannen, vanwaar hij in 1907 opnieuw ontvluchtte. Tot 1914 leefde hij als journalist in Wenen. Toen Wereldoorlog I uitbrak, vertrok hij naar Zürich, nam in 1915 deel aan de conferentie van Zimmerwald en begaf zich daarna naar Parijs. In 1916 uitgewezen, vertrok hij naar de V.S., doch keerde in 1917 naar Rusland terug. In Juli trad hij, ondanks de meningsverschillen met Lenin, tot de bolsjewistische partij toe. Na de Juli-opstand gearresteerd, kwam hij tijdig genoeg vrij om voorzitter van het Sovjet-congres te worden en als lid van het Militair-Revolutionnaire Comité een werkzaam aandeel in de voorbereiding der October-revolutie te nemen.
Na de revolutie werd hij allereerst volkscommissaris van Buitenlandse Zaken en leidde als zodanig de onderhandelingen met de Centralen te Brest-Litowsk. Aangezien hij noch oorlog noch vrede wilde, Lenin daarentegen de vrede wist door te zetten, werd hij als volkscommissaris van Buitenlandse Zaken door Tsjitsjerin vervangen en in Mrt 1918 tot voorzitter van de Revolutionnaire Oorlogsraad der Republiek en tot volkscommissaris van het Verkeerswezen benoemd. In die eerste functie gold hij een tijdlang als de eigenlijke schepper van het Rode Leger, dat de witte generaals overwon, maar de oorlog tegen Polen verloor. Na de dood van Lenin en reeds door diens zgn. testament bleek van een tegenstelling tussen hem en Stalin. Bij de beslissing, wie er algemeen secretaris van de bolsjewistische partij zou worden en daarmee practisch leider van de politiek, schijnt de stemming aanvankelijk ten voordele van Trotskij te zijn uitgevallen. Ten slotte werd Stalin echter benoemd. Hoe dit zij, Trotskij geraakte met Kamenew, Zinowjew en Radek meer en meer in de oppositie. De geschilpunten groepeerden zich in wezen om de meer Russisch ingestelde politiek van Stalin tegenover de meer internationale van Trotskij, die het uitbreken der verwachte wereldrevolutie als de onmisbare voorwaarde voor de verder-ontwikkeling van het socialisme, ook in Rusland, bleef zien (theorie van het socialisme in één land tegenover de permanente revolutie). Dit bepaalde mede beider politiek in tal van andere gewichtige kwesties: tegenover de vakbeweging, de rol van de partij en de democratie binnen de partij. In deze strijd dolf Trotskij het onderspit. Hij moest achtereenvolgens voor zijn functies bedanken, werd uit de partij gestoten en in 1928 verbannen.
Hij is ook na zijn verbanning een politieke rol blijven spelen, maar zij is moeilijk te beschrijven, omdat zij niet zeer duidelijk is. Het zgn. trotskisme is meer een stroming en een stemming dan een politieke beweging met een bepaald program. De eerste jaren van zijn verbanning drong zijn „Bulletin der oppositie” nog enigszins in Rusland door. De processen der jaren ’30 maakten hier een eind aan. Beschuldigd van terrorisme en samenwerking met Duitsland en Japan, werd zijn arrestatie bevolen voor geval hij de grens der U.S.S.R. mocht overschrijden. Na vele omzwervingen (Turkije, Noorwegen) kwam hij ten slotte in Mexico terecht. Nadat reeds in Mei 1940 een aanslag op hem gepleegd was, werd hij in Aug. vermoord. De achtergronden van deze moord zijn tot nog toe niet opgehelderd.
PROF. DR J. M. ROMEIN
Bibl.: Russland in der Revolution (Dresden 1910); Terrorismus und Kommunismus (2de dr. Hamburg 1921); Literatur und Revolution (1924); Die permanente Revolution (Berlin 1930); Die wirkliche Lage in Russland (Hellerau 1930); Mein Leben (Berlin 1930); Stalinskaja sjkola falsifikatsij (Berlin 1932); Verratene Revolution (Antwerpen 1936); Their Morals and Ours (New York 1942); Stalin (London 1947); The First Five Years of the Communist International (New York 1945).
Lit.: M. Eastman, L. T., the Portrait of a Youth (1925); The Case ofL. T. (London 1937): A. Goldman,The Assassination of T. (New York 1940); A. Sanchez Salazar, Murder in Mexico (London 1950); V. Serge, Vie et mort de T. (Paris 1951); L. A. Sanchez Salazar et J. Gorkin, Ainsi fut assasiné T. (Paris 1948).