Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEMSTERLAND

betekenis & definitie

Friese plattelandsgemeente van 8478 ha, met (1951) 8340 inw., van wie (1947) 66 pct Prot., 7 pct R.K. en 27 pct andersdenkenden, grenst aan de voormalige Zuiderzee. De bodem bestaat voor het grootste gedeelte uit, voor een

deel uitgebaggerd, laagveen. Alleen in het O. treft men enige klei aan. Er zijn vele binnenwateren, zoals het Tjeukemeer, de Grote-Brekken, het Brandemeer of Kleine Slotermeer en de uitgegraven plassen van het Oostzingerland. Andere wateren zijn de Zijlroede, de Rijn en de Langesloot, de Follegasloot, de Rijn- of Woudsloot, en de Worstsloot op de grens van Overijsel. De bewoners houden zich bezig met veeteelt, zuivelbereiding, veenderij, visserij, scheepvaart en enige nijverheid (kistenmakerij, visrokerij, zuivelindustrie, scheepsbouw). Tot de gemeente behoren de dorpen Lemmer (de hoofdplaats, met in 1951 4610 inw.), Echten (1260), Oosterzee (1050), Bantega (820), Follega (400), Eesterga (165) en Schoteruiterdijke (35).

< >