is een brede inham van de Wadden tussen Friesland en Groningen. Oorspronkelijk lag hier waarschijnlijk een gebied, dat gedeeltelijk door overstromingen werd weggeslagen.
In de 11de eeuw had zij de grootste uitgebreidheid naar het Z., toen zij tot voorbij Buitenpost, Stroobos en Noordhorn reikte. Vervolgens nam zij tot in de 13de eeuw in breedte toe. Daarop begon men dijken aan te leggen, de oudste waarschijnlijk reeds in de 11de eeuw. Wel werden deze meer dan eens bij stormvloed vernield, maar aan de andere kant begon men weldra de gedeelten van het water, die voldoende waren opgeslibd (z kwelder), in te dijken en in zeepolders te veranderen. Sedert de 13de eeuw werden ca 14 500 ha land op deze wijze gewonnen.Lit.: A. A. Beekman, De wateren van Nederland (1948).
