is de naam van een beroemde Byzantijnse familie, die in de 13de eeuw opkwam.
Theodoor Laskaris (ca 1175-1222), schoonzoon van Alexios III Angelos, onderscheidde zich als generaal onder het korte bewind van Alexios V Moertzoeflos, maakte de inneming van Constantinopel door de kruisvaarders tijdens de Vierde Kruistocht mee (1204), werd in de nacht van 12-13 Apr. van dat jaar door het volk tot keizer uitgeroepen, maar ging, daar de verdediging van de hoofdstad onmogelijk was, over naar de Aziatische kust en stichtte het Rijk van Nicaea. In de strijd tegen de Latijnen leed hij bij Lopadion in Mysië de nederlaag tegen keizer Hendrik, ofschoon deze Theodoor niettemin als heer van Nicaea en van al het gebied tot Smyrna moest erkennen.
In volgende eeuwen werd de naam Laskaris gedragen door generaals en door geleerden; hij bestaat nog in onze tijd. Grote bekendheid verwierven :
Andreas Johannes (ook wel Janos) Laskaris, humanist (Rhyndakos ca 1445 - Rome 1535), studeerde op kosten van kardinaal Bessarion in Italië en werd bibliothecaris van Lorenzo de’ Medici te Florence. Deze zond hem naar het O. om er Griekse manuscripten te kopen en beval hem aan bij de Sultan Bajazet II. Laskaris slaagde er in een schat van Griekse manuscripten mee terug te brengen. Hij hoopte de bevrijding van zijn land uit het Turkse juk mee te maken en begaf zich daartoe in dienst van Koning Karel VIII van Frankrijk, die Constantinopel wilde heroveren. De opvolger van deze vorst, Lodewijk XII, zond hem als gezant naar Venetië, waar bij van 1504-1509 verbleef. Paus Leo X droeg hem de leiding op van de Griekse school en drukkerij te Rome. Daar publiceerde hij zijn beroemde Scholia over de Ilias (1517) en over Sophocles (1518). Koning Frans I van Frankrijk riep hem bij zich om de Kon. Bibliotheek in te richten en te leiden. Onder andere werken gaf hij een bloemlezing van Griekse epigrammen uit. Hij stierf te Rome, waarheen hij op uitnodiging van paus Paul III gegaan was.
Constantijn Laskaris, grammaticus, broeder van de vorige (1434 - Messina 1501), vluchtte na de inneming van Constantinopel door de Turken in 1453 naar Milaan en werd door Francesco Sforza belast met de opvoeding van zijn dochter Ippölita. Hij doceerde te Milaan, naderhand onder bescherming van kardinaal Bessarion te Rome, in 1465 te Napels en sinds 1466 te Messina, de Griekse taal. In de laatstgenoemde stad stierf hij aan de pest. Zijn beroemde Grammatica graeca, als eerste Griekse druk in 1476 te Milaan verschenen, kreeg in 1494/’95 onder de titel Erotemata een betere uitgave te Venetië als eerste product der Aldijnse persen. Zijn kostbare handschriftenverzameling berust in het Escorial.
Lit.: Geschiedenis der vorsten Laskaris in de kronieken van hun tijdgenoten: G. Akropolitis en G. Pachymeres, uitg. in: Corpus scriptorum historiae Byzantinae, Bonn (1835); Gh. Gardner, The Lascarids of Nicaea (1912); J. B. Pappadopoulos, Théodore II Lascaris, empereur de Nicée (1908). Voor de latere L.: K. K. Müller, Neue Mittheilungen über Janos L. und die Mediceische Bibliothek, in: Zentralblattf. Bibliothekwesen I (1884); H. Rabe, Konst. L. in: Zentralbl. f. Bibliothekwesen, XLV (1928); Roman: A. F. Villemain, L., ou les Grecs du 15e siècle (1825, over Gonst. L.).