Het statisch orgaan, dat gevormd wordt door de voorhof (utriculus en sacculus) en de halfcirkelvormige kanalen met hun ampullen, reageert op 1. alle versnellingen van het hoofd zowel in rechte lijn als bij draaien;
2. op de stand van het hoofd in de ruimte.
Volgens de school van Magnus en De Kleyn moet men aannemen, dat bij bewegingen van het hoofd de zintuigharen in de ampullen van de halfcirkelvormige kanalen door endolymphstroming worden geprikkeld, terwijl de prikkels die de stand van het hoofd in de ruimte aangeven, het gevolg zijn van druk, door de oorsteentjes op de ontvangorganen van utriculus en sacculus uitgeoefend. Door latere onderzoekingen is het tweede deel van deze theorie aan het wankelen gebracht.
De reflexen, die uitgaan van de halfcirkelvormige kanalen, veroorzaken oog- en lichaamsbewegingen, die soms gepaard gaan met de subjectieve gewaarwording van misselijkheid en duizeligheid. Voor het geneeskundig onderzoek worden deze reflexen meestal opgewekt in een draaistoel of door het oor met koud water uit te spuiten. Bij plotseling afremmen van een eenparige draaibeweging zal nl. de endolymph in de richting van de beweging doorstromen en de zenuwharen van de crista ampullaris prikkelen. Deze prikkel doet het hoofd en lichaam in de draairichting afwijken, het evenwicht is verstoord, evenals het wijzen met gesloten ogen, terwijl de ogen snelle oogbolbewegingen vertonen (nystagmus).
Deze dynamische ampullaire reflexen moet men onderscheiden van de statische otolieth-(oorsteentje)-reflexen, die niet voor de beweging doch voor de stand van belang zijn. Bij deze laatste onderscheidt men in de eerste plaats de tonische reflexen op ogen, hals en ledematen. De oogreflex, die bestaat in een „tegenrolling” van het oog bij draaiing van het hoofd, speelt vnl. bij dieren een rol. Van de utriculus gaan reflexen uit, die de tonus der skeletspieren wijzigen.
Naast de boven beschreven reflexen moet ook de oprichtreflex (Stellreflex) worden genoemd, die tot functie heeft het hoofd in normale stand terug te brengen. De halsdraaiing, die hiervan het gevolg is, wekt weer speciale halsreflexen op, die op hun beurt de romp in de juiste stand brengen. Bij al onze bewegingen, maar ook in rust, gaan er dus van het labyrint reflexen uit, die te zamen met de ogen en de oppervlakkige en diepe sensibiliteit (z evenwichtsregeling) onze gang en onze houding beheersen. Het inzicht in deze ingewikkelde mechanismen is hoofdzakelijk te danken aan onderzoekingen van de Nederlanders Magnus, De Kleyn, Versteegh en Rademaker.