(= De Volksvriend) was een door Marat geredigeerd blaadje tijdens de Franse Revolutie. Het onderscheidde zich door zijn scherp-critische, wantrouwende inhoud niet alleen tegenover de reactie en de regering, maar ook tegenover de leidende persoonlijkheden en groepen aan revolutionnaire kant.
Het orgaan van Marat verscheen van 12 Sept. 1789 af onder de titel „Le Publiciste Parisien”, maar reeds het nummer van 17 Sept. 1789 droeg het opschrift „L’Ami du Peuple ou le Publiciste Parisien”Herhaaldelijk moest de uitgave worden gestaakt, omdat de redacteur moest verdwijnen of zich schuil houden. Na de ondergang van het koningschap heette het blaadje van 21 Sept. 1792 af: Journal de la République française en Publiciste de la République française.
Toen er door de Revolutie vrijheid van drukpers was gekomen, schoot een grote massa periodiekjes als paddenstoelen uit de grond op, die, door de geest der Revolutie gevoed, op hun beurt door voortdurende critiek en onderlinge polemiek er niet weinig toe bijdroegen, de opwinding onder het volk gaande te houden. Ze zagen er meestal uit als onooglijke pamfletjes en leken weinig op onze tegenwoordige dag- of weekbladen. Veelal werden zij in de koffiehuizen of op straat voorgelezen door iemand, die een groepje ongeletterden om zich heen verzamelde. Ziehier enige namen van de meest bekende blaadjes: Le courrier de Provence (sinds 27 Juli 1789) (van Mirabeau), Le point du jour (= de dageraad) van Barère en Le courrier van Gorsas. Deze waren de gematigd-revolutionnaire richting toegedaan. Het officiële orgaan van de Jacobijnenclub was Le Journal des Amis de la Constitution van Choderlos de Laclos.
Contra-revolutionnair waren in de eerste plaats Le journal politique et national, van Rivarol (opgericht in Juli 1789) en Les actes des apôtres ( = De handelingen der apostelen) van Rivarol en Peltier (sinds 2 Nov. 1789), die evenals hun medewerkers Champcenetz en Suleau met bijtend sarcasme tegen de doctrines en persoonlijkheden der Revolutie te keer gingen: L’ami du Roi (— Koningsvriend) van den geestelijke Royou, verschenen van 1 Juni 1790 af, kan men als den tegenhanger van Marat’s Ami du Peuple beschouwen. Zoals de Ami du Peuple voortdurend ophitste tot gewelddaden tegen de aanhangers van koning en geprivilegieerden, voorspelde de Ami du Roi onophoudelijk, dat weldra de legers der vreemde mogendheden Frankrijk zouden binnenrukken om de revolutionnairen geduch L te straffen. Dan waren er nog de conservatieve Gazette de France, van den geestelijke Arnaud, waarin de bekende pamflettist Sward, de Mercure de France, sedert 3 Mrt 1792 de „Mercure Français” geheten, van Mallet du Pan, waarin de befaamde voorlezer van den Graaf van Artois, Chamfort en de Journal de Paris, waarin de dichter André Chenier publiceerde.
Een bijzondere plaats namen de Journal des Débats, en de Moniteur Universel, van M. Panckoucke in, omdat zij zich vrijwel tot officiële informatie van de decreten en debatten van de elkaar opvolgende révolutionnaire vergaderingen beperkten. Vooral de laatste vormt daarom een belangrijke historische bron en is als zodanig van 1840-’43 in 32 delen herdrukt. Van Brumaire 1799-1868 was de Moniteur met korte onderbreking officieel regeringsblad. De Débats kreeg vooral na Brumaire 1799 onder leiding van den bekwamen journalist Bertin grote betekenis als literaire krant (o.a. door de „feuilletons”) en werd in de 19de eeuw groot liberaal dagblad (tot 1945).
Na de ondergang van het koningschap ging de contra-révolutionnaire pers te gronde. Girondijnse kranten waren nu Le patriote français van J. P. Brissot en Mercier en La sentinelle van Louvet. De bekende Révolutions de Paris van Loustalot, die reeds van 1789 af bestond,draaide mee en werd Dantonistisch met Fabre d’Eglantine en zelfs Hébertistisch met Chaumette. Karakteristiek voor de tijd van de Terreur is Le Père Duchesne van Hébert, die na de dood van Marat de Ami du Peuple enigszins verving. Het verschil met het blaadje van Marat is, dat de Père Duchesne zijn révolutionnaire razernij uitviert in zgn. volkstaal, doorspekt met vloeken.
De schitterendste journalist der Revolutie is Camille Desmoulins, die van 1789-’91 de Révolutions de France et de Brabant uitgaf, waarin hij op vrolijk-geestige wijze reeds toen zijn republikeinse critiek uitvierde. Tijdens de Terreur stelde hij nog zes nummers samen van zijn Vieux Cordelier (5 Dec. 1793 en volgende maanden), waarin hij op bedekte wijze de kruiperige en verklikkerige tijdgeest hekelde door het plaatsen van goedgekozen vertalingen uit Tacitus’ beschrijvingen van Rome in de tijd van keizer Tiberius. Het zesde nummer was wel gereed gemaakt voor de drukpers, maar verscheen niet, want Camille werd geguillotineerd.
DR J. S. BARTSTRA
Lit.: E. Hatin, Histoire de la presse française (8 dln) 18591861 ; Bibliografie hist. et crit. de la presse française 1866. Een nieuwe en zeer uitvoerige bibliografie in dl II van M. Tourneux, Bibliographie de P histoire de Paris pendant la Rév. franç. (18901906); Ribayre, Les grands journaux de France (1862); F. Braesch, Edition critique du Père Duchesne d’Hébert (1933), H. Gunow, Die Parteien der grossen französischen Revolution und ihre Presse (Berlin 1912 — 2de ed. van: Die revolutionäre Zeitungsliteratur Frankreichs während der Jahre 1789 bis 1794).