(= door koude omgewoeld) wordt in de geologie een reeks van verschijnselen genoemd, waarbij de zandige of kleiachtige bovenste grondlagen onder de invloed van bevriezen en weer ontdooien van het daarin vervatte grondwater, bewegingen uitvoeren. Het resultaat is verschillend o.a. naarmate de grond diep of ondiep bevroren is, duizenden jaren bevroren blijft, zoals in Siberië en Spitsbergen, of elk jaar geheel ontdooit.
Waar, zoals in Siberië, de grond 30 m en dieper bevroren is, ontdooien in de zomer slechts de bovenste meters en is de daaronder bevroren grond ondoorlaatbaar voor water. In dergelijke gevallen, die in Nederland gedurende het Würmijstijdperk opgetreden zijn, zijn de kryoturbate verschijnselen sterk. Grondlagen zijn dan omgewoeld. Tot de kryoturbate verschijnselen behoren ook het tegenwoordig bij ons in strenge winters naar boven komen van dorpels, paaltjes en stenen, het opvriezen van gesloten wegdekken en het bij dooi breken en verzakken van betonwegen. In noordelijke streken ontstaan tegenwoordig o.a. polygoonbodems, kringbodems en op hellingen steenrijen, als gevolg van bevriezen en ontdooien van het grondwater in de bovenste grondlagen.