Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KOZAKKEN

betekenis & definitie

of kazakken heetten de, in de steppen der Oekraïne en de Dnjepr zwervende, vnl. Tataarse avonturiers, die, steunend op hun sitchen (forten), een voortdurende strijd voerden tegen de volken nevens het Poolse en het zich consoliderende Russische rijk.

Tot in de 16de eeuw vormden zij een volkomen onafhankelijke, militaire republiek, onder een gekozen hetman of ataman, bijgestaan door een raad van ouden (starchina). Het meest strijdbare deel was een soort ridderorde, de Zaporojtsy, die hun koche (kamp) en hun sitch hadden boven de vallen (porogi) van de Dnjepr. Toen het centraal gezag in Rusland aan macht won, was het met hun zelfstandigheid gedaan; toen na de slag bij Poeltawa in 1709 de hetman Mazeppa met Karel XII zich tegen Peter de Grote verbonden had, deed deze de Zaporojtsy uit elkaar drijven en hun sitch vernielen. Keizerin Anna aanvaardde de toenadering van hetman Apostol, en zo streden zij voor Rusland tegen Turkije, echter om bij de vrede van Belgrado in 1739 hun gebied bij Rusland te zien ingelijfd.De meer naar het O. levende kozakken zijn een factor van betekenis geworden bij de uitbreiding van het rijk door het steeds verder, tot in Siberië toe, op de aloude wijze bevestigen van de lijn, tot waar Ruslands macht was doorgedrongen. Sindsdien werden de Kozakken tot een klasse van vrije boeren en grondbezitters in het Rijk, echter met verplichting, zich na hun 21ste jaar, onder de door Paul ingestelde adel, als officieren in de krijgsdienst te oefenen. Nog in 1914 brachten de 3000000 kozakken 152 cavalerie-regimenten (polks) uit.

Zij leven liefst ver van de bevolkingscentra, te midden van halfwilde volken. Hun spreekwoordelijke behendigheid te paard onderhouden zij o.m. door hun ruiterspelen (dzjigitowka). Ook het tegenwoordige Russische leger bezit nog steeds afdelingen Kozakken.

Lit.: v. Tettau, Die Kosakkenheere (1892); W. Gresson, The Cossacks (London 1919); M. Hindus, The Gossacks (1946); als karakterschets: Sjolochow, De Stille Don (1930); Scholten, Org. Krijgswetenschap (II, 1903-1904).

< >