Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KOOLMONOXYDEVERGIFTIGING

betekenis & definitie

is in het dagelijks leven verreweg de veelvuldigste vorm van gasvergiftiging. Koolmonoxyde (CO) is het product van een onvolledige verbranding van koolstof of koolstofrijke verbindingen.

Het is iets lichter dan lucht en stijgt met warme lucht omhoog; bovendien dringt het gemakkelijk door nauwe spleten en fijne openingen heen.Slecht trekkende kachels en schoorstenen (kolen- of kacheldamp) zijn met het lichtgas (door openstaande gaskranen, lekkende gasleidingen, geysers met onvoldoende afvoer enz.) de meest voorkomende bronnen van koolmonoxydevergiftiging in de woning. Lichtgas bevat tegenwoordig ca 14 pct CO, generatorgas ca 25 pct en het zgn. watergas, dat gemaakt wordt door de geleiding van stoom over gloeiende kolen, zelfs tot 50 pct (z gasfabricage). Bij explosies ontstaan gasmengsels, die tot 60 pct CO kunnen bevatten. Gassen met een hoog CO-gehalte ontwikkelen zich in de hoogovens (20-30 pct CO). Een kort durende inademing van dergelijke gassen veroorzaakt reeds een levensgevaarlijke vergiftiging. Maar ook gassen met een veel lager CO-gehalte, zoals kunnen voorkomen in mijnen en tunnels, in sommige fabrieken en bij grote branden (1-3 pct CO,) zijn bij langduriger inademing uiterst gevaarlijk. Smeulende vuurtjes van hout, houtskool of turf in een niet-geventileerde ruimte kunnen de oorzaak worden van CO-intoxicatie. Een belangrijke vergiftigingsbron vormen de uitlaatgassen van automobielen (4-7 pct CO), vooral voor monteurs, die in een slecht geventileerde garage de wagens laten draaien en voor autobestuurders, indien uitlaatgas de gesloten wagen binnendringt. Zelfs kan zich in nauwe straten met druk autoverkeer zoveel koolmonoxyde ophopen, dat het CO-gehalte van het bloed van verkeersagenten, die daar lang achtereen dienst doen, abnormaal hoog wordt. Daar verder tabaksrook 0,5 pct CO bevat, zijn er zoveel mogelijkheden om met koolmonoxyde in aanraking te komen, dat men ook bij normale mensen meestal spoortjes CO in het bloed kan aantonen, bij rokers meer dan bij niet-rokers.

Het koolmonoxyde wordt, na inademing, opgenomen in het bloed, waar het zich — op dezelfde wijze als zuurstof — bindt aan de bloedkleurstof of haemoglobine. De affiniteit van haemoglobine tot CO is echter meer dan 250 maal zo groot als die tot zuurstof, zodat bij een CO-gehalte van de ingeademde lucht van slechts 0,1 pct na 2 uur de helft van de aan haemoglobine gebonden zuurstof door CO wordt verdrongen. Koolmonoxyde is giftig, doordat het de bloedkleurstof onbruikbaar maakt voor zuurstoftransport; de weefsels krijgen zuurstofgebrek; de vergiftigingsverschijnselen zijn dus gevolgen van inwendige verstikking. Het centrale zenuwstelsel, dat het gevoeligst is voor zuurstoftekort, wordt het sterkst aangetast. Bij een acute CO-vergiftiging ontstaat lichte hoofdpijn als er ca 20 pct CO-haemoglobine is; bij 30 à 40 pct wordt de hoofdpijn ernstig en komen er duizeligheid, misselijkheid en spierzwakte, welke laatste zo groot kan zijn, dat men niet meer in staat is de ramen te openen of de giftige atmosfeer te ontvluchten; bij ca 50 pct-CO-haemoglobine volgen collaps en bewustzijnsverlies; wordt de verzadiging der bloedkleurstof met CO nog groter, dan ontstaan stoornissen van hartwerking en ademhaling, die de dood tot gevolg hebben tenzij er spoedig wordt ingegrepen. Ondanks het zuurstoftekort ontstaat er geen cyanose; de huid is veeleer rood door verwijding der huidvaten.

De behandeling van koolmonoxydevergiftiging heeft tot eerste doel de slachtoffers zo snel mogelijk uit de gevaarlijke omgeving te verwijderen. In een atmosfeer, die geen GO bevat, zal de bloedkleurstof geleidelijk het CO loslaten. Dit proces wordt bespoedigd door het zuurstofgehalte in de longen te verhogen, hetgeen men bereikt door, in plaats van lucht, zuurstof te laten inademen, liefst met 5 pct koolzuur (C02) dat het ademhalingscentrum prikkelt, waardoor de ademhaling dieper en sneller wordt. Keert het bewustzijn na korter of langer tijd terug, dan blijkt de herinnering aan het gebeurde en aan wat daaraan voorafging meestal verloren te zijn gegaan (retrograde amnesie). Niet zelden veroorzaakt een acute koolmonoxydevergiftiging, door beschadiging van hersenen, ruggemerg of hartspier, blijvende schade.



Chtonische koolmonoxydevergiftiging
ontstaat meestal doordat er bij de arbeid telkens weer te veel CO wordt ingeademd, echter niet in die mate dat er duidelijke acute vergiftigingen met bewustzijnsverlies uit voortkomen.Zulk een chronische vergiftiging kan aanleiding geven tot velerlei klachten, vnl. hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, prikkelbaarheid, hartkloppingen, vermoeidheid, inprentingsstoornissen en slaapstoornissen. Voor de diagnose zijn een chemisch bloedonderzoek en een onderzoek van de arbeidsomstandigheden noodzakelijk. Een verbetering van die omstandigheden en een korte vacantie in een frisse omgeving brengen gewoonlijk vlot herstel. Wordt echter aan de symptomen der chronische CO-vergiftiging geen aandacht geschonken, dan kunnen op den duur ernstiger afwijkingen ontstaan.

DR H. J. VIERSMA

Lit.: L. Lewin, Die Kohlenoxydvergiftung (Berlin 1920); M. Nicloux, L’Oxyde de carbone et l’intoxication oxycarbonique (Paris 1925); L. v. Itallie en U. G. Bijlsma, Toxicologie en gerechtelijke scheikunde (Amsterdam 1928); Y. Henderson en H. W. Haggard, Noxious Gases and the Principles of Respiration influencing their Action (New York 1927); P. R. Sayers en S. J. Davenport, Review of Carbon Monoxide Poisoning, in: Public Health Bulletin, no 195, Washington (1930, herz. 1936); C. K. Drinker, Carbon Monoxide Asphyxia (NewYork 1938); Flury en Zernik, Schädliche Gase (Berlin 1931); H. Fühner, Medizinische Toxikologie (Leipzig 1943).

< >