vormen de Orde Cuculi onder de vogels. Men kan twee families onderscheiden:
1. Musophagidae of Toerako’s, die geen blinde darmen bezitten en waar de stuitklier bevederd is en
2. Cuculidae, die tamelijk lange blinde darmen bezitten en waar de stuitklier naakt is. De Toerako’s komen uitsluitend in Afrika voor. Het zijn vogels van middelbare grootte, die veelal blauw, groen en rood getekend zijn, ofschoon ook meer eenvoudig grijs getekende soorten voorkomen. Merkwaardig is de rode kleurstof (turacin) die in de vederen der Toerako’s wordt gevonden; deze kleurstof is nl. oplosbaar in zwak alkalisch water. Tot de Cuculidae of koekoeken, die bijna over de gehele wereld verspreid zijn, behoort een 40-tal geslachten. Vooral in Afrika en in Z.O.Azië zijn zij goed vertegenwoordigd. Tot de Nederlandse fauna behoort de Koekoek, Cuculus canorus, een algemeen bekende zomervogel, die van half Apr. (soms reeds in Mrt) tot Aug. bij ons vertoeft. Zoals bekend deponeert het wijfje haar eieren in de nesten van allerlei zangvogels. In de regel schijnt het ei op de grond gelegd te worden en door het wijfje met de snavel in het uitgekozen nest gebracht te worden. Koekoekseieren kunnen zeer verschillend gekleurd zijn, maar elk wijfje legt blijkbaar maar één soort ei, dat meestal overeenkomt met het ei van de gekozen pleegouders. Als de jonge koekoek is uitgebroed drukt hij de eieren of jongen van zijn pleegouders uit het nest, wat hij trouwens doet met elk voorwerp, dat men in het nest legt. De mannetjes hebben een voedselterritorium, dat zij tegen andere mannetjes verdedigen. De wijfjes schijnen met meer dan één mannetje te paren. Lang niet alle Cuculidae zijn broedparasieten, vele maken een eigen nest en broeden de eieren zelf uit. De wijfjes van de Ani, Crotophaga ani, die in Zuid-Amerika en de zuidelijke staten van Noord-Amerika voorkomt, maken een gemeenschappelijk nest, waarin elk wijfje een 5-tal eieren legt. Zulk een nest kan in totaal ao eieren bevatten. Mogelijk is dit een eerste stap naar broedparasitisme. De Goudkoekoek, Chrysococcyx, die veel kleiner is dan de Nederlandse Koekoek en waarvan het gevederte op de rugzijde schitterende metaalkleuren vertoont, komt in Afrika voor. Ook de „Piet van Vliet”, Cacomantis merulinus, is een kleine vogel, die zijn naam te danken heeft aan zijn eindeloos herhaalde roep, die zowel overdag als ’s nachts gehoord wordt. Deze koekoeksoort komt in Z.O.-Azië voor en is in Indonesië algemeen. Het wijfje legt haar eieren in nesten van klauwieren en bulbuls. De Sporenkoekoeken (Centropus), zo genoemd naar de zeer lange rechte nagel van de eerste teen, komen in Afrika, Zuid-Azië en Australië voor. Het zijn in het algemeen grote vogels, die zich vooral in hoog gras en struikgewas ophouden.
PROF. DR L. F. DE BEAUFORT.