Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KLEURENBLINDHEID

betekenis & definitie

Afwijkingen in de kleurenzin komen veelvuldig voor. Ze zijn meestal aangeboren, maar kunnen onder omstandigheden ook verworven zijn.

Aangeboren kleurenblindheid bestaat in Europa bij ca 4 pct van de mannen en bij 0,4 pct van de vrouwen. De aandoening is bijna altijd erfelijk volgens het „geslachtsgebonden” type (z erfelijkheid).De normale mens kan iedere willekeurige kleur nabootsen door menging van drie geschikt gekozen spectrale lichtsoorten in bepaalde verhoudingen (normale trichromasie-, z kleur, algemeen). Een groot deel van de kleurenblinden blijkt voor een dergelijke nabootsing slechts twee spectrale lichtsoorten te gebruiken (dichromasie). Ze kunnen in het mengsel een rode, resp. een groene, resp. een blauwe lichtsoort missen (protanopie, resp. deuteranopie, resp. tritanopie).

Verder bestaan er mensen, die wel is waar drie lichtsoorten nodig hebben om een willekeurige kleur na te bootsen, maar die die lichtsoorten mengen in abnormale verhoudingen (anomale trichromasie). Ze eisen in het mengsel te veel rood, resp. groen, resp. blauw (protanomalie, resp. deuteranomalie, resp. tritanomalie).

Ten slotte bestaan er lieden, die alle kleuren nabootsen met één willekeurige spectrale lichtsoort. Ze zien dus de gehele buitenwereld in één kleur (monochromasie).

De meest voorkomende vormen van kleurenblindheid zijn protanopie, deuteranopie, protanomalie en deuteranomalie. De andere vormen zijn zeldzaam.

De meest voorkomende afwijkingen hebben alle dit gemeen, dat de lijder met moeite, of in het geheel niet in staat is het verschil tussen rood en groen waar te nemen. Aangezien deze kleuren in het seinwezen een grote rol spelen, zijn deze typen van kleurenblinden voor vele beroepen minder geschikt of ongeschikt. In de keuringseisen voor zeevaart, luchtvaart, spoorwegen, militaire dienst enz. wordt dan ook aan de kleurenzin grote aandacht besteed.

Aangeboren kleurenblindheid is meestal dubbelzijdig. Er zijn echter ook gevallen beschreven, waarin slechts één oog aangeboren kleurenblind is. Verworven kleurenblindheid berust meestal op aandoeningen van het netvlies of de oogzenuw en is betrekkelijk zeldzaam. Bij het onderzoek op kleurenblindheid maakt men vooral gebruik van het al of niet herkennen van gekleurde figuren op een achtergrond van andere kleur (pseudo-isochromatische platen), het selecteren van voorwerpen op kleur (wolstrengenmethode van Holmgren) en spectrale kleurmengingsmethoden (anomaloscoop, trichromatische colorimeter).

DR J. TEN DOESSCHATE

Lit.: Over kleurenblindheid bestaat een omvangrijke literatuur. We verwijzen in de eerste plaats naar de onder kleur (algemeen) vermelde lit.; voorts Duke Elder,Text-book of Ophthalmology I (London 1938), blz. 986-1000.

< >